De eerste honingveiling in Nederland.


Aan 't bijenleven zit vanouds een vraagstuk vast (Zie Richteren 14 vers 13 enz.), doch evenmin als aan het raadsel van Simson is aan de belangrijke gebeurtenis te Amsterdam dd° 15 November 1923 eenige geheimzinnigheid verbonden. De zaak is op heel natuurlijke wijze toegegaan.

Men kan in de dagbladen onder het hoofd „Marktberichten" herhaaldelijk vinden de rubriek „Boter, kaas, eieren en honing". Deze artikelen passen dus bij elkaar en aangezien te Amsterdam eene belangrijke eierenveiling wordt gehouden, rees vanzelf de opmerking meermalen „daar behoort honing bij". Naar aanleiding daarvan nam de Heer Th. Langenhoff, beëedigd makelaar op de Amsterdamsche veiling het initiatief, met het gevolg dat in overleg met den Heer C.H. Klaassen, Directeur van het Marktwezen en den Heer L. van Giersbergen „wel bekend", de zaak werd opgenomen en — de veiling van honing te Amsterdam werd geboren!

Om de zaak bekend te maken werd het noodige gedaan, zoo werd aan alle winkeliers in comestibles en ieder die bij den verkoop van honing kon betrokken zijn, een circulaire gezonden.
In aansluiting met de mededeeling in het Maandblad van December 1923 diene, dat na den 15 November (de eerste veiling) elke week weder honing werd geveild. De prijzen waren a. v.:
15 Nov. ƒ 0.50 — 0.92 per K.G.
22 Nov. ƒ 0.70 — 1.10 per K.G.
29 Nov. ƒ 1.— per K.G.
6 Dec. ƒ 1.06 per K.G.
13 Dec. ƒ 1.30 per K.G.
20 Dec. geen noteering
27 Dec. en 4 Jan. ƒ 1.30 per K.G.
De prijzen loopen dus op!

Mijn vraag of de zaak naar zijne meening levensvatbaarheid heeft, werd door den vertegenwoordiger van den Heer Langenhoff in bevestigenden zin beantwoord. De afslager door mij later ondervraagd, was in zijn antwoord meer gereserveerd. „Het gaat niet wild", gaf hij te kennen.
Er werden tot nu toe door elkaar telkens 250 flacons inhoudende ½ K.G. (de meest gewilde verpakking) geveild. De aanvoer geschiedt hoofdzakelijk uit de Provinciën Limburg en Noord-Brabant. Raathoning in vaten en sectiebakjes, de flacons in kisten. Er bleef telkens weinig over, doch de aanvoer wordt minder.

Ik woonde de veiling van 4 Januari j.l. bij (zij geschiedt nu des Vrijdags). Toen waren slechts ± 175 flacons gezonden die gelimiteerd waren tot ƒ 1.30 per K.G. De handel was flauw, d.w.z. weinig vraag, zoodat slechts een gering aantal flacons werden verkocht tegen dien prijs.
Het is mijns inziens noodig, dat onzerzijds zooveel mogelijk wordt gedaan om de zaak in stand te doen houden. Mislukt deze poging te Amsterdam, dan zou dit zeer te betreuren zijn, want dan vrees ik, dat een tweede niet zoo spoedig zal worden gewaagd.
Santpoort, 21/1/'24, M.W.E.W.

Bijschrift.
Er is na 4 Januari j.l. honing geveild, als volgt:
11 Januari prijs ƒ 1.— à 1.50 p. K.G.
18 Januari prijs ƒ 1.— à 1.40 p. K.G.
25 Januari prijs ƒ 1.— à 1.45 p. K.G.
1 Februari prijs ƒ 1.— à 1.30 p. K.G.
Handel echter zeer gering.

Ik had gisteren het genoegen den Heer Langenhoff in het Veilingslokaal naar zijn oordeel over de levensvatbaarheid der honingveiling te kunnen vragen.
Z.Ed. die veel voor de zaak gevoelt en de leiding in handen heeft, verklaarde dat men niet opeens te veel verwachting moest koesteren en men de zaak niet moest forceeren. Er diende ook een offer te worden gebracht zooals dat voor alle nieuwe ondernemingen geldt. Als voorbeeld noemde de Heer Langenhoff het begin van de Nederlandsche Eierveiling te Amsterdam. Toen werd geen hoogere prijs verkregen dan ƒ 2.85 per 100 stuks wegens de geringe belangstelling, doch wat was hiervan het gevolg? Op de daarop volgende veiling was het lokaal stampvol, de prijzen liepen steeds op en sedert bloeit de zaak voorbeeldig, hetgeen tot eene belangrijke verbetering van den handel in inlandsche eieren heeft geleid. Heden waren er ruim 50 koopen (eieren in groote kisten) die alle grif weg gingen en zoo gaat het steeds.

Alles wat de honingveiling betreft moet beter worden voorbereid. Hu is alleen mijnerzijds iets voor reclame gedaan, waarvoor ik mij eene uitgave van ruim ƒ 60 heb getroost. Laat de kopstukken uwer vereeniging eens goed met elkaar overleggen en organiseeren; laat men er toe komen een vier à vijf honderd gulden te besteden voor publiciteit, reclame enz. op een tijd die voor den honinghandel het meest doeltreffend zal zijn. Nu is men op een ongunstigen tijd begonnen; men moet het ijzer smeden als het heet is; dan zal men ten opzichte van deze voor de imkers zoo belangrijke factor, waarvoor men toch wat over moet hebben, wel slagen. Aan den aanvoer kan ik merken dat de menschen met groote hoeveelheden geen weg weten.

Wat ik met forceeren bedoel is dit. Toen men van de honingveiling te Amsterdam hoorde, werd gedacht dat deze groote stad nu opeens alles opnemen kon. Men stuurde dadelijk belangrijke partijen; groote vaten vol, zelfs in blikken en bussen, en dit is niet de manier om een artikel als hconing tot den consument te brengen. Laat men eerst de menschen honing leeren eten en zende het artikel in flacons van een pond, desnoods de helft. Hooewel het mij zeer aan 't hart zou gaan, late men toch die fleschjes desnoods tegen lagen prijs gaan; dan zullen wij, daaraan twijfel ik niet, hetzelfde verloop zien als met de eieren is geschied!

Er is tegen de honingveiling reeds iets geschreven, uit concurrente natuurlijk, doch een en ander is in het Januari-nummer van St. Ambrosius voldoende weerlegd.
Tot zoover de Heer Th. Langenhoff.
M.W.E.W.