Werkwijze 1924.


't Is winter. Met de daling der temperatuur is de bedrijvigheid der bijenvolken gelijkelijk verminderd. Thans heerscht volmaakte winterrust aan den bijenstal, en, behoudens de zorg voor het sneeuwvrij houden der vlieggaten, ook voor den imker.

De rustelooze mensch kent echter geen rust en maakt plannen voor de loekomst.
Zoo behoort de imker in de wintermaanden zijn bedrijfswijze voor het komende jaar te ontwerpen. Het werken volgens vaste lijnen biedt altijd groote voordeelen.
En aangezien er heel wat beginnende imkers zijn, die met belangstelling het werken van anderen overwegen, navolgen of verbeteren, geloof ik er goed aan te doen, mijn werkwijze voor 1924 mede te deelen.

Zes mijner bijenvolken staan een half uurtje van mijn woning in een landstreek, waar in 't vroege voorjaar het bosch wit ziet van tienduizenden sneeuwklokjes. Vlakbij is een griend van wilgenhakhout. Weiland bevindt zich vóór de volken. Een pruimenboomgaard met onderplanting van zwarte bessen staat rechts. Kersen- en appelboomgaarden zijn niet ver weg en bouwgrond, besmet met herik, is nabij.
Eén schaduwzijde is er en wel, dat de kasten onbeschut staan en met het vlieggat naar het Noorden.

De volken zijn goed ingewinterd, met ruim 10 K.G. voeder, suiker en honing.
Doel: Slingerhoning, 't verwisselen van 3 twee-jarige koninginnen, geen uitbreiding en zoo min mogelijk zwermen.
Middel: met de 3 één-jarige koninginnen wordt de omhangmethode toegepast, en als dat goed gaat, d.w.z. als het zwermen er door wordt verhinderd, geeft dat goede resultaten. In ieder geval wordt het zwermen er door uitgesteld, en tot nog toe was mislukking volgens mijn gedachten hoofdzakelijk aan slechte of ongeregelde dracht te wijten.

Zwermen ze tóch, dan wordt de koningin uitgezeefd en de zwerm terug gegeven.
De 3 oudste moeders laat ik zwermen, en de zwermen krijgen een korf als woning. Zoodra de jonge koninginnen in de afgezwermde kasten roepen, worden alle raampjes beurtelings uitgenomen, de bijen, in de woning, grootendeels afgeschud en alle moêrdoppen uitgesneden. De behandeling geschiedt tegen den avond. Doorgaans verlaten, tijdes de bewerking, nog eenige moeren hun cel. Die laat ik alle kalm in de kast. Daarna luister ik eenige oogenblikken of H. M. nog aanwezig is en hoor ik het bekende geluid, dan verlaat ik met een gerust hart mijn bijenstandje. Immers ik weet dat het volk een Koningin heeft, zij het dan een onbevruchte en dat, zoo er meer zijn, vermoedelijk de sterkste zal zegevieren.

Teneinde vervliegen van de jonge moeren zooveel mogelijk te voorkomen, leg ik ter weerszijden van het vlieggat een paar witte- of wel amders gekleurde steenen. Bij ieder jongemoersvolk een andere kleur of in aantal of vorm voldoende afwijkend.
De 3 korven breng ik in Augustus per rijwiel naar de heide en haal ze in September terug.
Dan klop of salpeter ik de bijen af en voeg ze weder bij mijn standvolken.
Daar ik liefst met lichte korven naar de heide ga, tracht ik de zwermen zoo laat mogelijk te krijgen.
De resultaten zullen dan vermoedelijk zijn:
van 3 omhangkasten 3 X 30 pond = . . 90 pond slingerhoning
van 3 zwermkasten 3 X 15 pond =. . . .45 pond slingerhoning
Totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135 pond slingerhoning

Uit 3 korven te breken:
3 X 10 p. = 30 pond raathoning
3 X 20 p. = 60 pond stamphoning.

Voor een beginner om te watertanden. Toch is dit maar een gemiddelde. Het kan slechter, maar ook veel beter. Het afgeloopen imkerjaar heeft dat wel bewezen.
En nu de moeite? Elken Zaterdagmiddag ga ik kijken en in de zwerm-maand waken. De volken stoor ik zoo min mogelijk. Daar ieder volk van boven afgedekt is met een plankje, waarin een niet te klein kijkruitje, kan men, zonder de bijen noemenswaard te hinderen, in de kast kijken en zoowat den toestand van het volk nagaan, zooals voedselvoorraad en sterkte in 't voorjaar, vervolgens honinggewin en bouwdrift, tijd voor het plaatsen der honingkamer en ten slotte kan ik bemerken, zonder de raampjes uit te nemen, of het volk gezwermd heeft. De ruitjes zijn ongeveer 1 cM. van de bovenlatjes der raampjes verwijderd, zoodat de bijen er 's winters heerlijk onder door van de eene naar de andere raat kunnen gaan.
Van beslaan door waterdamp of bekleeden met was heb ik nimmer last. Wel bouwen de bijen de ruimte tusschen ramen en glas wel eens vol, doch dan kan men heel aardig zien of er honing gehaald wordt en welke kleur deze heeft.

In 't kort, de bovenomschreven wijze heeft mij tot nog toe het meeste genoegen verschaft, zoodat ik ieder beginneling kan aanraden:
Werk volgens een vast plan, maak een kijkruitje op ieder volk en stoor de bijen zoo min mogelijk.
Utrecht, Dec. '22, K.J.