Ingezonden.

M. de Redacteur.
In het Novembernr. van '23 bespreekt U in Uw art. „Het wegvliegen van zwermen", het „trommelen" op een blik of omgekeerden gieter.
Zooals U weet, zijn de bijen bang voor regen. Dreigt er een bui te komen dan haasten zij zich de korven te bereiken. Daar onweer veel gepaard gaat met regen, zullen de bijen bij het trommelen denken aan het rommelen van den donder en daarom een veilig heenkomen zoeken. Naar ik meen, is dit ook de gedachte van den heer Ludwig en 't ligt m.i. nog al voor de hand. Wellicht zult U dit ook zeer aannemelijk vinden.
Hoogachtend,
C. de Haas.
Scheemda.

Bijschrift.
Het spijt me wel, maar ik ben het met U en den heer Ludwig niet eens. Het trommelen zou bij de bijen een gedachte aan of liever een voorstelling van onweer wekken en die onweersvoorstelling zou weer een regenvoorstelling wekken in de ziel (de psyche) der bij. Men noemt zulke psychische vermogens associatie-vermogens. Dit is heel sterk ontwikkeld bij de psyche van den mensch en ook, doch in mindere mate, bij de hoogere dieren als paard, hond enz. De psyche der bijen staat bij deze vergeleken laag en haar associatievermogen (een kenmerk der hoogere dieren) is heel weinig ontwikkeld, wat met proeven is aan te toonen.

Zooals U de zaak voorstelt, zouden de bijen een zeer samengesteld en ontwikkeld associatievermogen moeten bezitten, wat niet zoo is. De bijen kunnen bij 't opkomen van een bui zoo haastig bij massa's uit de velden naar huis vliegen. Zij doen dat echter niet als die bui nog laag bij den horizon zit, ook al dondert het, doch wel als de bui hooger komt en voor de zon schuift. Dan neemt de lichtkracht sterk af en daarvoor zijn de bijen zeer gevoelig, het maakt ze onrustig en ze spoeden zich naar huis. Heel mooi heb ik dat gezien bij de zonsverduistering in Mei 1912. (Ook de kippen reageerden daarop en gingen midden op den dag naar stok).
De Red.