De eerste Nederlandsche Imkerdag.

We hadden ons van den Imkerdag veel voorgesteld, maar de wijze, waarop deze dag verliep, ging al onze verwachtingen te boven.
Alles liep mee, zelfs het weer was gunstig en onze gastvrouw, de Afd. Amsterdam, kan met trotsch terugzien op dezen door haar zoo zorgvuldig voorbereiden dag, welke voor onze Vereeniging een dag van groote beteekenis is.

Uit alle oorden des lands waren de imkers opgekomen om dezen dag mee te maken en niemand zal spijt gehad hebben hiervoor een vaak lange reis te hebben moeten maken.
Om ongeveer 10 3/4 uur opende de Voorzitter, de heer B. Wigman, de
bijeenkomst. Hij heette de aanwezigen, waaronder veel dames, welkom, in het bijzonder den Inspecteur van den Landbouw, den Heer I.G.J. Kakebeeke.
Op de algemeene vergadering, zoo sprak hij, is voor de bespreking van
practische onderwerpen betreffende de bijenteelt, geen tijd. In deze leemte nu wil men voorzien door het houden van een imkerdag, waar gelegenheid is van gedachten te wisselen over de practijk van het imkervak.

Spreker bracht dank aan de Regeering, welke steeds groot belang stelt in het werken der Vereeniging, terwijl hij tevens hulde bracht aan de Afd. Amsterdam voor de voorbereiding van dezen dag.
Daarna sprak de heer M.J. Hundt, Voorzitter van de Afd. Amsterdam, een woord van welkom tot de gasten.Hij deelde mee, dat door steun van een der leden de Afd. A 'dam financieel in staat was gesteld als gastvrouw op te treden. In het bijzonder heette hij welkom den heer Postma, Oud-Voorzitter der Afd. A'dam, die na een langdurige ziekte gelukkig weer in staat was, deze bijeenkomst bij te wonen.

Voorloopig vertelde hij een en ander van de verrassingen, die ons wachtten, waarna het woord werd gegeven aan den heer Chr.H.J. Raad, die een inleiding hield over de Alley's trap of Koninginneval.
Spreker begon te wijzen op de moeilijkheden, welke zich bij het vangen van zwermen voordoen. Een zwerm toch kan zich op moeilijk te bereiken plaatsen vastzetten en niet zelden gebeurt het, dat alleen met levensgevaar een zwerm, die zich b.v. in een hoogen boom heeft gezet, is te bemachtigen, terwijl vaak een zwerm ontsnapt, doordat we niet steeds bij onzen bijenstal kunnen zijn.

De koninginneval nu geeft ons een werktuig om geheel meester over onze zwermen te zijn. Tegen den tijd, dat zwermen verwacht worden, zet men de Alley's trap voor kast- of korfopening. De openingen in het rooster zijn groot genoeg om de bijen ongehinderd te laten passeeren, maar verlaat een zwerm en dus ook de koningin, de bijenwoning, dan wordt deze laatste onherroepelijk in de val opgesloten.

Grijpt men niet in, dan keert de zwerm weer op kast of korf terug en de koningin kan daarna uit de val verwijderd worden.
Treedt men echter handelend op tijdens het zwermen, dan kan men een nieuwe kast op de plaats van de oude zetten en daarin de gevangen koningin overbrengen, waarna de zwerm zich bij haar zal voegen.
De oude kast, die nu alle vliegbijen verliest, geeft geen nazwerm en kweekt een nieuwe koningin.
De Alley's trap vangt dus alleen de koningin, niet den zwerm, 't is geen zwermval (die ook bestaat), maar dit instrument maakt het mogelijk het zwermen in de hand te hebben.

Vervolgens beantwoordde de spreker verschillende vragen. De heer Beil uit Dinxperlo merkte op, dat ook een Nederlandsche vinding bestaat, die ongeveer werkt als de Alley's trap, die van Amerikaansche vinding is. Hij toonde ons een soort fuikje, in den vorm van een vischfuik.

Als tweede spreker trad op de heer Joh.A. Joustra, met als onderwerp „De veredeling van het bijenras".
In Nederland heeft veredeling plaats van den veestapel door het aankweeken van fokdieren, terwijl bij pluimvee steeds het oog wordt gehouden op veredeling van de soort.
Selectie is noodig, het uitzoeken van voortplantings-exemplaren bij dieren en planten om te komen tot dieren en planten van superieure kwaliteit. Zoo dient ook volgens spreker het bijenras veredeld te worden.

De Nederlandsche bijen zijn in het buitenland zeer gezocht en den roem, dien we hebben, moeten we trachten te behouden. In oude tijden werden als regel de zwaarste volken in het najaar afgeslacht en dit waren gewoonlijk de beste volken, hetgeen dus niet veredelend op het ras heeft gewerkt. Rekening moet worden gehouden met de meest gewenschte eigenschappen, welke sommige volken bezitten. Men dient te letten op honingopbrengst, zwermtraagheid, zachtmoedigheid, winterhardheid e.a.

In Zwitserland is men het eerst met veredeling van het bijenras begonnen, waarop Duitschland spoedig volgde. Groote moeilijkheden zijn daarbij echter te overwinnen, aangezien we niet in de hand hebben met welken dar een koningin zal paren, waar toch deze paring hoog in de lucht plaats vindt. Hieruit volgt al dadelijk, dat niet alleen de koningin, maar ook de dar een belangrijke plaats inneemt als fokmateriaal. Bevruchtingsstations moeten dus gelegen zijn op plaatsen, waar alleen paring kan plaats hebben tusschen uitgezochte koninginnen en dito darren.

Dit nu is mogelijk in bergstreken in de dalen, in het laagland op de eilanden, dus in streken ver gelegen van plaatsen, waar zich andere niet-uitgezochte bijenvolken bevinden.
In ons land heeft men tegenwoordig een bevruchtingsstation op het eiland Urk, hetwelk onder toezicht staat van een Rijks-bijenteeltconsulent, dus met hulp van de Regeering.
Alle imkers moeten echter meewerken het bijenras te veredelen en dit is alleen te bereiken door standinspecties. Op die manier kunnen we edelvolken verkrijgen en komen tot verbetering van het geheele ras.

Na enkele vragen beantwoord te hebben, kwam als laatste spreker de Heer Hundt aan het woord. Hij gaf een overzicht en een voorloopig beeld van het ontstaan, het doel en de werking van het Amsterdamsche Bijenpark. De afdeeling Amsterdam heeft van de gemeente een stuk land gehuurd buiten de stad groot 8000 vierkante Meter en daar is het bijenpark ingericht. De financieele moeilijkheden werden overwonnen en iedere imker heeft daar zijn stukje grond gehuurd, waar hij bijen moet houden. Jammer, dat de gemeente Amsterdam subsidie weigerde, want het is nuttig werk, dat hier wordt verricht, zoowel uit sociaal als paedagogisch oogpunt.

Met lichtbeelden werd deze gezellige causerie toegelicht en de aanwezigen konden vast een voorloopig beeld krijgen van hetgeen zij 's middags in werkelijkheid zouden zien.
Nu richtte spreker het woord tot den Heer Beil, lid van het hoofdbestuur. Hij schetste in het kort diens levensgeschiedenis om vervolgens te wijzen op het vele, dat de Heer Beil voor de bijenteelt had gedaan. Steeds, zoo zei spreker, heeft de Heer Beil eigen belang op den achtergrond geschoven om in de allereerste plaats het belang van den imker te dienen.

Waar nu de Heer Beil gedurende ruim 40 jaar de bijenteelt heeft helpen bevorderen, leek het voor spreker noodig dezen dag, den eersten Nederlandschen imkerdag, niet ongemerkt te mogen laten voorbijgaan.
Ring 8, zoowel als de afdeeling Amsterdam hadden gemeend uiting te moeten geven aan hun waardeering voor het vele dat door den Heer Beil is gedaan en wilden deze waardeering vast leggen door den Heer Beil te benoemen tot eerelid van ring 8, en van de afdeeling Amsterdam. Na dem wensch te hebben uitgesproken, dat de Heer Beil nog lang met opgewektheid het vereenigingsleven zou volgen, overhandigde hij beide eerediploma's aan den jubilaris.
Onder den indruk van het huldebetoon dankte de Heer Beil voor deze onderscheiding en hoopte nog veel voor de imkers te kunnen doen.

Alvorens tot pauze werd overgegaan sprak nog de inspecteur van den landbouw, de Heer Kakebeeke een enkel woord.
Met belangstelling had hij de verschillende sprekers gevolgd en vond, dat door het houden van imkerdagen, de vereeniging een goeden weg was ingeslagen, bovendien merkte hij op, dat deze dag een geheel andere geest ademde dan de algemeene vergadering. Alleen wenschte hij tot een der sprekers een opmerking te mogen maken. Deze had namelijk gezegd, dat een klein land niet altijd aan de spits behoefde te staan. Spreker was het daarmede niet eens. Al is een land klein, daarom kan het op wetenschappelijk gebied zeker een vooraanstaande plaats innemen.

Na den groet te hebben overgebracht van den Directeur-Generaal van den Landbouw, welke groet door den voorzitter met een wedergroet werd beantwoord, werd tot pauzeering overgegaan.
Na de pauze werd den deelnemers een rondvaart aangeboden door de grachten en havens van Amsterdam, waaraan door een honderdtal imkers met veel animo werd deelgenomen.
De tocht eindigde bij het bijenpark der afd. Amsterdam. Hier werd den gasten thee of koffie aangeboden en werden met veel belangstelling de verschillende stands bezichtigd. 't Geheel gaf, beschenen door een zonnetje, een prettigen indruk.

Ieder imker, die Amsterdam bezoekt, mag ik zeker aanbevelen dit park te bezichtigen. Het overtreft stellig Uwe verwachtingen. Zoo kwam ook aan dezen gezelligen dag weer een einde. Voldaan over hetgeen men gehoord en gezien had, ging ieder weer zijns weegs.
Veel moeite heeft het gekost onzen imkerdag te krijgen en we kunnen allen, die daartoe meewerkten niet dankbaar genoeg zijn. Nogmaals onzen dank aan de Afd. A'dam, terwijl als slot ook een woord van dank op zijn plaats is aan onzen wakkeren secretaris, den heer Joh. Joustra en aan ons hoofdbestuurslid, den Heer Frankenhuis.
Met kracht heeft de laatste steeds den imkerdag gepropagandeerd en het moet voor hem een voldoening zijn, dat deze dag zoo bijzonder goed geslaagd is.
's-Gravenhage, 2-10-1924.
J.J. WAGNER.