Het vormen van een Broedaflegger van den gewonen ronden korf.

Lezers, zooals men zich misschien herinnert, werd in het Septembernummer 1923 een belangrijke ontdekking beschreven door den Heer Hootsen, Redacteur van ons Maandschrift, welke aldus luidde:
„Koninginnecellen met eitjes of larven uit een normaal volk, worden in elk ander volk verpleegd (ook al heeft 't laatstgenoemde volk geen ingelegde moercellen) wanneer men er een koninginnerooster tusschen plaatst."
Hoe kan men van die ontdekking profiteeren wanneer men ook korven bezit?

Dikwijls merkt men, dat iemand die losse bouw bezigt zich niet bekommert om stabielbouw. En toch is dit verkeerd ingezien. Ik heb bij een aantal kasten zeker een even groot aantal korven in gebruik. Voor de meeste amateurs is het zwermen van korven, vooral als men in een stad woont, of niet veel tijd heeft om bij de immen te zijn, het grootste bezwaar. Men probeert het zwermen wel tegen te gaan door omjagen, moer verwijderen enz. maar het beoogde doel wordt meestal niet bereikt.

Nu de nieuwe werkwijze gebaseerd op de bovengenoemde ontdekking:
Men voert in 't voorjaar korf en kast op tot zwermhoogte. Bemerkt men, dat de korf moercellen met eitjes bezit, wat niet moeilijk is, daar er bij een korf altijd moercellen zichtbaar zijn, zoo wordt het volk afgeklopt (niet salpeteren daar anders de onderste moercellen beschadigd, of de larve gedood wordt).
Het naakte volk komt op de plaats van den besproken korf te staan. Zoo het weer mede werkt, is die korf, welke als het ware van een dubbelen zwerm voorzien is, in 14 dagen vol gebouwd niet alleen, maar met een flinken kop honing.

De korf met broed, dus zonder bijen, wordt nu op een kast gezet met tusschen plaatsing van een rooster, met doeken goed onderaan bijendicht afgesloten; vervolgens 2 opzetranden op de kast en het dak. Wat gebeurt er nu?
De broedbijen uit de kast trekken op het broed in den korf, waar zij het verzorgen als was het eigen broed. Na tien dagen wordt de korf van de kast genomen en op een willekeurige plaats in den stal geplaatst. Na een paar dagen heeft men reeds een groot aantal drachtbijen op den korf.

Nu moet men 's avonds luisteren of men een moer hoort fluiten. Wanneer men dit bemerkt, wordt de korf gedurende één dag en nacht in een donkeren kelder op den kop neergezet. De koninginnen/vechten het dan wel uit wie moet blijven leven.
Plaatst men daarna den korf in den stal, dan heeft men geen last meer van zwermen, daar het volk een jonge moer heeft en zich met volle kracht toelegt op het verzamelen van honing en stuifmeel.

Ik breek zoo'n korf, voor dat hij naar de heide gaat, uit en dan overtreft het gewicht verre dat van korven, welke men laat zwermen, omdat de geheele zwermperiode maar tien à veertien dagen vordert, terwijl een zwermvolk gedurende een maamd in zwermroes leeft. Men heeft nu bereikt, dat men van 2 volken op 3 is gekomen terwijl men geen gevaar loopt zwermen te verliezen.

Ik hoop, dat 't bovenstaande mag bijdragen, dat de amateur bij zijn kasten ook een stalletje korven behandelt, want niets is zoo mooi als een met groen begroeid eenvoudig schuurtje met wit gekalkte korven.

Baarn, Bijenstand „Debora".
J. Schouten.

Bijschrift.
Bovenstaande methode (welke de heer Schouten heeft ontwikkeld naar aanleiding van ons artikel over, „de broedaflegger" in 't September no. '23) is een mooie practische greep. Ik heb indertijd verscheidene broed-afleggers bij kasten gemaakt, doch ben nooit op de gedachte gekomen die methode tot de ronde korven uit te breiden. De methode van den heer Schouten is voor de imkers in de eerste plaats wat betreft de verbetering van het vaste-bouwbedrijf van veel belang. Deze imkers zijn dan tevens genoodzaakt bij hun vasten bouw, lossen bouw te beoefenen, welke zij door genoemde methode steeds meer zullen waardeeren.
Den Heer Schouten brengen wij onzen dank.

T.C. Hootsen.