Ingezonden.

M. de R.
Ten einde een betere voorstelling te kunnen vormen van de min- of meerdere wenschelijkheid der verschillende werkwijzen op de Waarnemingsstations en ter vergelijking met de door mij verkregen uitkomsten, zou ik (en naar ik vermeen velen met mij) gaarne inlichtingen ontvangen over:

a. De bijenweide der stations (b.v. klei, zand, enz.)
b. Het type der waarnemingskast, c.q., grootte en aantal der raampjes.
c. Het, in het loopende jaar, behaalde totaal resultaat, bestaande uit: opgezette zwermen, ponden slingerhoning, in raathoning zonder kunstraat, uitgebouwde raampjes en het gewicht van het wintervoer, zoo noodig de K.G. suiker (Dus niet het gewicht v.d. suikerstroop) die verstrekt moesten worden om dat gewicht te bereiken.
d. Gronsveld o.a. meldde het inwinteren van het waarnemingsvolk op 2 broedbakken. Gaarne zou ik vernemen wat men daaronder verstaat en waarom of met welk doel, zulks is geschied.

Verder zij het mij toegestaan te wijzen op de eigenaardige verdeeling van de Waarnemingsstations over ons land.
Alle aan de Oostzijde van Nederland, behalve de Westwaarts vooruitgeschoven post Wageningen.
Wageningen, een unikum in ons land, met aan de eene zijde klei, en aan den anderen kant schralen zandgrond, komt zonder meer voor vergelijking met niet veel plaatsen in de Provincies, Utrecht, Noord- Zuid-Holland en Zeeland, in aanmerking.

Met gepaste vrijmoedigheid wordt dan ook aangedrongen op de vestiging van een observatiestation op de kleistreken van één der bovengenoemde, in dit opzicht, misdeelde Provincies.

K. J.