Amsterdamsche Honingveiling.

Het einde?

Dato 22 April heeft de Heer Th. Langenhoff beëedigd makelaar de navolgende circulaire aan de betrokkenen verzonden:

Amsterdam, 22 April 1925.
Mijnheer!
Door spontane medewerking van de H.H. Claassen en van Giersbergen, werden destijds met ondergeteekende pogingen aangewend om een geregelde honigmarkt in het leven te roepen. Voor zoover reclame noodig was, werd die reclame door de Nederlandsche Eierveiling gemaakt en betaald, en werd de provisie van de verkochte honig zeer miniem gesteld, ten voordeele der bijenhouders. Men had mogen verwachten, dat de Besturen der organisaties op imkersgebied voeling gezocht hadden, ten 1° met hun leden, ten 2° met de zaak, die het product moest quiteeren. Noch het een, noch het ander is geschied, waaruit geconcludeerd kan worden, dat de verhouding tusschen de Besturen en de organisaties niet de gewenschte is, zeer ten nadeele der individueele leden.

Met het oog op de tweede alinea heeft de Nederlandsche Eierveiling naast hare moeite een verlies te boeken, en gezien het absolute gemis aan samenwerking, zal zij zich, als de officiëele instelling, niet meer met den honigverkoop belasten.
Kleine quantums zullen zoo mogelijk worden gequiteerd, maar voor groote quantums zal geen gelegenheid meer bestaan.
Voor zoover groote quantums nog in ons bezit zijn, gelieve men ons daarvoor een andere bestemming aan te wijzen.
Hoogachtend,
w.g. Th. LANGENHOFF.

Het is dus met de Honingveiling te Amsterdam gegaan zooals werd voorspeld. Zonder organisatie en medewerking van de meest belanghebbenden moest het dezen weg opgaan. De Heer L. heeft gedaan wat hij kon om de zaak te laten floreeren. Hij gaf zelfs voor eigen risico crediet aan sommige handelaren ten einde afname te bevorderen en blijft nog bereid bij verdere pogingen onzerzijds, zijne medewerking te verleenen om een stabiele honingmarkt te vestigen.
Wie helpt daaraan mede?

Santpoort, 7 Mei 1925, Bijenhoeve.
M.W.E. W.