De Tweede Nederlandsche Imkersdag

(Vervolg).

Het is spreker bekend, dat ons land overstroomd word met buitenlandschen honing. Uit Amerikaansche correspondentie is hem gebleken, dat men een een intensieve export naar ons land overweegt en voorbereidt. Nederland is van de landen van Europa de beste afnemer van het overzeesche product.
Wij Hollandsche Imkers moeten er derhalve voor zorgen een eigen organisatie te vormen, omdat wij elkaar vaak een scherpe en volmaakt onnoodige concurrentie aan doen.
Zoo'n handel zou moeten omvatten a. den handel in honing; b. den handel in verwerking van was; c. den handel in verpakkingsmateriaal.
Het werkkapitaal zou moeten worden gefourneerd door de leiding zelve, door leden aandeelhouders en obligatiehouders en ten derde door geldschieters.

Spreker verwacht van deze wijze van werken een voldoende winst en
daardoor een loonend bedrijf, terwijl wij zoodoende het publiek van een eenheidsproduct kunnen voorzien.
Het is sprekers hartgrondige wensch, dat nu de handen eens aan den ploeg zullen worden geslagen en hetzij aan den hand van zijne gegevens, hetzij op andere wijze, uit deze besprekingen iets goeds mag geboren worden, dan heeft deze Imkersdag ook in dit opzicht nuttig werk verricht.

Nadat spreker een tot hem gerichte vraag had beantwoord, bedankte de Voorzitter de inleider voor hunne interessante en bij uitstek practische lezingen en deed mededeeling, dat er uit de vergadering tot hem een verzoek was gekomen, om een telegram te zenden aan H.M. de Koningin, voor het vele goede, dat de Regeering voor de Nederlandsche bijenteelt heeft gedaan.

Van H.M. kwam later het volgende schrijven binnen.
„Paleis 't Loo", 3 Mei '25.
Hare Majesteit de Koningin draagt mij op, aan de „Vereeniging tot bevordering der bijenteeit in Nederland" Haren dank te betuigen, voor het Haar gezonden telegram.
De Adjudant in Dienst van H.M. de Koningin,
get. DE JONGE VAN ELLEMEET.

Na de inleidingen stond op het program „gemeenschappelijke koffietafel in de zalen van Hotel Scheerder te Elst", en het dient gezegd, ook aan dit deel van het programma was de uiterste zorg besteed en menig onzer meende hier in een luilekkerland verzeild geraakt te zijn. Heerlijk lieten de goed „gemeubileerde" boterhammen zich smaken en onder vroolijken kout, werd No. 5 van het programma afgewerkt.

Intusschen hadden zich op het Willemsplein, vlak voor het hotel de auto's verzameld en het was een interessant gezicht al die wagentjes van verschillend type en aankleeding te zien en de pogingen van de gasten om toch, vriendje bij vriendje, de zoo aanlokkelijke autotocht te kunnen medemaken.
Precies op tijd konden de auto's vertrekken en voort ging het in matigen vaart, auto's in onderlinge afstand van 20 M., in de richting Valburg naar het schoone landgoed "Schoonderlogt", waar wij door de Heeren Gaymans en Westering ontvangen werden en rondgeleid door boomgaarden, kippenstallen, bijenstallen enz.

Op dit landgoed werden verschillende foto's gemaakt van de verschillende bezienswaardigheden en van de deelnemers.
De tijd was feitelijk veel te kort om dit fraaie landgoed te bezichtigen, want al spoedig hoorden we een nijdig fluitje aankondigen, dat we ons weer op den weg moesten verzamelen ter voortzetting van den tocht, welke nu over den Waaldijk zou gaan in de richting Lent.

Den aanblik op de verschillende boomgaarden en op de heerlijke stad Nijmegen, door ons gezien vanaf den Waaldijk, is bepaald schitterend te noemen en als het heerlijke Meizonnetje, dat ons nog maar steeds in den, steek liet, had geschenen, dan zouden wij zeker gedacht hebben dat we in een tooverland verzeild waren geraakt.
De op- en afrit van den Waaldijk had voor enkelen iets griezeligs, doch dank zij het voorzichtige rijden en de politiecontrole, kwamen we allen heelhuids in het schoone dorp Lent aan.

Bepaald was, dat hier de stoet zich zou splitsen: een gedeelte zou zich begeven naar het huis van Mr. Ebbinge Wubben, terwijl een ander gedeelte in de gelegenheid zou gesteld worden de fraaie kassen, bloemen enz. van den Heer Hoefnagels te bezichtigen.
Zoowel op den Huize Antoinette als bij de Heer Hoefnagels was de ontvangst allerhartelijkst en geruimen tijd werd er doorgebracht in de kassen vol prachtige Hortensia's, spirea's e.d., terwijl Mevr. Ebbinge Wubben den Imkers een vorstelijke ontvangst bereidde, waarvoor van deze plaats namens alle Imkers onzen hartelijken dank wordt betuigd.

Maar ook aan dit gezellig samenzijn kwam een einde en moest de terugtocht naar Elst, nu langs een anderen weg, worden aanvaard.
In de Concertzaal van Hotel „Het wapen van Elst" zou de Imkersdag worden gesloten en den deelnemers namens het gemeentebestuur de thee worden aangeboden. Aan de decoratie van de zaal was de grootst mogelijke zorg besteed, gezellige tafeltjes noodden tot plaats nemen.
Hoog op het podium was het Hoofdbestuur gezeten en in hunne onmiddellijke nabijheid pronkte een kunststuk van bloemen, n.l. een bijenkorf van narcissen, omgeven door een dubbelen lijst van paarse en lichtroode tulpen, in één woord schitterend.

Een aardig strijkje deed ons het naderend einde minder hard worden en de welgemeende woorden van dank aan allen welke tot het welslagen van dezen dag hadden meegewerkt, de vriendelijke, gezellige atmosfeer, zie, dat deed ons heerlijk en prettig aan.
Welk een heerlijk gevoel is het te verkeeren in een omgeving waar zullk een prettigen eensgezinden geest heerscht. Zeker, wij kunnen in alles niet dezelfde denkbeelden hebben. Wij komen uit verschillende streken van ons land, hebben uiteenloopende ervaringen en begrippen, doch gelukkig hebben we niet zulke koele harten, dat we elkanders goede bedoelingen in het belang der imkers en imkerij niet weten te waardeeren. Onze Tweede Nederlandsche Imkersdag is in vele opzichten een belangrijke dag geweest voor onze Nederlandsche Imkers en voor onze Vereeniging in het bizonder.

Wie had eenige jaren geleden kunnen denken, dat de „bieboeren" met vlag en wimpel de Betuwe zouden worden binnengelokt (het woord is van dhr. E. W.), wie had voor enkele maanden kunnen denken, dat wij een feest zouden kunnen vieren, zóó gezellig zóó grootsch en zóó eensgezind als wij te Elst hebben beleefd?
Zeide de Heer Frankenhuis het niet te Elst, dat Imkers goede menschen zijn? Hoorden we den Heer Hundt niet zeggen, dat we soms elkaar wel eens harde waarheden moesten zeggen, maar dat we toch feitelijk één waren en sprak onze Voorzitter een van zijn geduchtste debaters niet met een kameraadschappelijk „Jan" aan?

Zie, al had de Tweede Imkersdag voor onze vereeniging niet anders gebracht dan deze saamhoorigheid, dan was hij de moeite en kosten eraan besteed reeds overwaard geweest.
En wij Imkers kunnen ons gelukkig prijzen lid te zijn van zulk eene Vereeniging, waar aan het hoofd staan bekwame mannen, die thans meer dan ooit, op den bres staan om de belangen van hare leden te behartigen en het peil van de Imkerij in ons land op te voeren tot een ongekende hoogte. Laat onze derde Nederlandsche Imkersdag, welke in het najaar 1925 in een van onze heidestreken georganiseerd zal worden, de kroon op het werk zetten en laten wij, ieder voor zich, propagandist zijn voor onze organisatie. Wij gaan met rasse schreden voorwaarts.
Moge onze Vereeniging het gegeven zijn nog vele van zulke dagen te organiseeren!

JOH. A. JOUSTRA.