Eenige wenschen voor den Imkersdag.

Met begrijpelijke voldoening zien zij, die den tweeden Imkersdag hebben georganiseerd hierop terug. De opkomst was — het koude en stormachttige weer ten spijt — ver boven verwachting, de voordrachten waren zeer belangrijk van inhoud en werden met groote aandacht gevolgd, bovenal er heerschte een zeer goede geest, men verbroederde zich, er werd geschertst en gelachen enz. terwijl de ontvangst en gastvrijheid der afdeeling Elst en met name van haar voorzitter allen zooveel genot bereidde.

Ik wil hiervan niets afdoen, stem veeleer in met de hulde en dankbaarheid hierover geuit. Toch neemt dit niet weg, dat deze dag ten opzichte van volgende eenige wenschen bij mij deed oprijzen en dat ik meen goed te doen als ik daarom met verlof van den redacteur in ons blad uiting geef, omdat het m.i. nog beter kan gaan. Ik heb daarbij uitsluitend het oog op het officiëele, het werk-gedeelte van het program. Dit was te rijk of te lang, zooals men het nemen wil.

Vandaar dat de voorz. voortdurend tot bekorten en voortmaken moest aanmanen en de sprekers zich genoodzaakt zagen het een of ander te bekorten of weg te laten en bovendien nog weer aan den voorz. verlof moesten vragen den hun te krap toegemeten tijd te overschrijden, vandaar ook dat er maar een enkele vraag kon worden gesteld, terwijl men van het een onmiddellijk moest overwippen in het ander. Dit gaf een gevoel van gejaagdheid, gaf iets onrustigs, wat niet behoorde en ook niet behoefde voor te komen. Ook is 't gevaar niet denkbeeldig naar ik meen, dat het een het ander verdrong en meer dan een het eenvoudig opgaf de in snelle vaart voortglijdende bonte gedachtenreeks vast te houden.

Voor alles zou ik daarom willen, dat dit voor de toekomst voorkomen werd. Onze gemoedelijke landaard houdt hier niet van en vooral imkers zijn er op gesteld — de bijen leeren iemand dat wel — rustig en zonder eenige gejaagdheid te overleggen en te handelen. Laat men dan hier toepassen het non multa sed multum d.i. het aantal voordrachten beperken en voor de overblijvende wat meer tijd beschikbaar stellen. Wanneer de vergadering om 10 uur begint, dan terwijl om 1 uur wordt koffiegedronken, zoodat er in 't geheel 2½ uur beschikbaar is, dan kunnen er toch zeker niet meer dan twee voordrachten gehouden worden ieder van 3/4 uur, en ½ uur telkens voor gedachtenwisseling, wat eigenlijk nog veel te kort is.

Na de voor de meeste imkers zoo bijzonder belangrijke voordracht van den heer Beil b.v. waren er meerderen, die hierover iets hadden willen zeggen, maar de tijd was om en de hamer van den voorzitter hield hen terug. Zoo iets is te betreuren want dan gaat het wel wat gelijken op voedsel dat de bijen niet of slechts gebrekkig opnemen, omdat ze er niet of niet voldoende bij kunnen.

Ook zou het aanbeveling verdienen wanneer de korte inhoud van de te houden voordracht — al of niet in den vorm van stellingen — van te voren aan de deelnemers werd bekend gemaakt, waardoor de voordrachten misschien ook wat zouden kunnen worden bekort. De heer Beil deed dit en hij had daarom te meer aanspraak op onzen dank, maar om andere reeds genoemde redenen, kon dit zijn voordracht niet nog tot haar recht doen komen. Maar waarom ook zou zulk een Exumé niet van te voren kunnen worden toegezonden? Wie wilde zou zich dan kunnen voorbereiden, er zou een gedachtenwisseling te verwachten zijn, die werkelijk verderbracht.

Tenslotte zonder iets af te doen van de waarde der andere voordrachten, allen zullen het wel hierover eens geweest zijn, dat zij zeer belangrijk waren en op boeiende wijze werden voorgedragen, zou het dunkt mij toch aanbeveling verdienen de te behandelen onderwerpen te kiezen - althans één hiervan — in verband met den tijd in het jaar waarin men vergadert.

Mogen het uitspreken dezer wenschen, die allerminst bedoeld zijn als aanmerkingen, daarvoor voel ik me reeds te veel aan allen die dezen Imkersdag inrichtten verplicht, er toe medewerken, dat een volgende Imkersdag nog meer moge beantwoorden aan het doel: het versterken van de saamhoorigheid der imkers en het bevorderen van het welzijn der imkers.

A. VAN DER FL1ER.