Aan de leden.

In verband met mijne periodieke aftreding als Voorz. der Vereen. in Sept. j.l. ontving ik 20 Aug. van een vijftal H.B. leden het volgend schrijven, dat ik meen te moeten publiceeren, om U op de hoogte te stellen van hetgeen aan de keuze van mijn opvolger in de H.B. vergadering van 28 Aug. is voorafgegaan. Bedoeld schrijven luidt als volgt:

's Hage, 1 Aug. 1925. Weled. Heer B. Wigman, Voorz. der Vereen. voor Bijenteelt in Nederland, te Lunteren.
Weled. Heer!
We staan aan den vooravond van een nieuwe Voorzitterskeuze. De onder ons Hoofdbestuursleden gehouden referendum heeft als uitslag gegeven, dat het overgroote deel van ons thans de overtuiging heeft, dat er iemand aan het hoofd van onze Vereeniging moet staan, die de strubbelingen in onze Vereeniging van de laatste jaren niet heeft meegemaakt, opdat aan alle oppositie een einde kome en de ingetreden gedeeltelijke rust bestendigd blijve.

Het komt ons gewenscht voor, dat wij aan de eer van onze Vereeniging
en aan Uwe langdurige werkzaamheden in onze Vereeniging verplicht zijn, dat deze Voorzitterswisseling met zoo weinig mogelijk schokken plaats vinde.
Wij verzoeken U derhalve beleefd doch dringend dat U zich niet weer voor de functie als Voorzitter beschikbaar stelt.

Hoogachtend,
De Hoofdbestuursleden S. FRANKENHUIS, S.A. DE VISSER, H.A. BEIL, JOH. SCHAAFSMA, JOH. v.d. BERG.

Bovenstaand schrijven kon moeilijk door mij worden misverstaan; het hield in, dat mijn doodvonnis als Voorz. was uitgesproken; alleen liet men mij de keuze tusschen eene voltrekking er van of op de vlucht slaan. Dïe keuze was spoedig gedaan; den 21 Aug. deelde ik aan den tweeden onderteekenaar van het vonnis het volgende mede:

Lunteren, 21 Aug. 1925.
Den heer S.A. de Visser te Kruiningen.
Voor mij bestaan er geen redenen om eene verklaring af te leggen als bedoeld aan het slot van het schrijven der 5 H.B. leden. Den strijd over de Voorzitterskeuze, die in den boezem van het H.B. schijnt ontbrand te zijn, zal ik niet beslissen door mij niet meer beschikbaar te stellen. De thans nog door mij ingenomen plaats in onze Vereen. komt binnen enkele dagen vrij en heeft het H.B. er de beschikking over. Op die beschikking wensch ik niet den minsten invloed uit te oefenen, wat wel het geval zou zijn, als ik mij bij voorbaat niet meer beschikbaar stelde. De beslissing blijft uitsluitend en geheel voor de verantwoordelijkheid van hen, die haar in handen hebben.
Hoogachtend,
B. WIGMAN.

Aan deze briefwisseling wench ik nog het volgende toe te voegen: Volgens de verklaring van het vijftal, dat bij machte was het vonnis te voltrekken en het ook heeft gedaan, was het „overgroote deel" van het H.B. tot de overtuiging gekomen, dat iemand anders aan het hoofd onzer Vereen. moet staan.
Mij is van de overtuiging van het „overgroote deel" van het H.B. niets gebleken; immers niet alleen hebben de 4 overige H.B. leden (Ebbinge Wubben, v.d. Brink, Versteeg en Emmens) het door mij op 20 Aug. ontvangen schrijven niet onderteekend, maar ook op den dag van de verkiezing bleef het vijftal alleen staan. Mijn opvolger werd immers gekozen met 5 stemmen. Het „overgroote deel" bleek dus te bestaan uit precies de helft, zijnde in een voltallige vergadering, de kleinst mogelijke meerderheid, waarmede de keuze kon geschieden. Toevallig was de heer Emmens nog niet aanwezig, toen de stemming plaats vond en op zijn komst wenschte men bij monde van den heer de Visser niet te wachten, zoodat het vijftal nu volkomen de verkiezing beheerschte. Het blok van 5 heeft dus zijn wil doorgedreven en gaarne heb ik mijn plaats voor mijn opvolger ingeruimd, ook omdat het nu juist niet zoo aangenaam is, in zoo'n omgeving te verkeeren. (gewijzigd: AdW, red.) Ik heb daarom den hamer onmiddellijk neergelegd en ben als gewoon lid in de gelederen van onze Vereen. teruggekeerd.

Aan allen, die mij in de 9 jaren, dat ik het Voorzitterschap bekleedde, bij de vervulling van deze moeilijke en dikwijls ondankbare taak hebben gesteund en voorgelicht, inzonderheid aan de twee leden van het Dag. Bestuur en de ambtenaren der Vereen. met wie ik steeds op eene aangename en prettige wijze heb mogen samenwerken in het belang onzer Vereen. breng ik bij mijn aftreden als Voorz. mijn oprechten dank.

B. WIGMAN.