Het Honingbesluit.

Het Staatsblad No. 352, uitgegeven den 25sten Augustus 1925, bevat het besluit van 7 Augustus 1925, tot toepassing van de artikelen 14 en 15 der Warenwet op honing.
Dit Besluit kan worden aangeduid met den naam „Honing-besluit". Het is misschien niet ongewenscht even na te gaan, wat dit beteekent.
Art. 14 der Warenwet behelst o.a. dat de Wetgever zich voorbehoudt, bij algemeenen maatregel van bestuur aanduidingen vast te stellen, welke in den handel voor waren en andere artikelen, die voor den handel bestemd of in den handel gebracht zijn,
a. uitsluitend mogen gebezigd worden;
b. niet mogen gebezigd worden;
c. moeten gebezigd worden.

Sommige aanduidingen kunnen worden vastgesteld zoowel in het belang der volksgezondheid als in het belang van de eerlijkheid in den handel, andere alleen in het belang van de eerlijkheid in den handel.
Art. 15 der Warenwet zegt o.m. dat de Wetgever zich voorbehoudt, om zoo dikwijls dat in het belang van de Volksgezondheid noodig wordt geacht, bij algemeenen maatregel van bestuur,
b. eischen te stellen waaraan bij de bereiding, verpakking, bewaring, behandeling of vervoer van waren moet worden voldaan;
c. eischen te stellen, waaraan de waren, bij dien maatregel aangewezen, moeten voldoen.

Ziehier wat er nu geschied is:
De Regeering heeft in een zoogenaamd Koninklijk Besluit aanduidingen (d.w.z. benamingen) vastgesteld, welke bij den handel in honing uitsluitend mogen gebezigd worden; verder zijn er eischen gesteld waaraan honing in het algemeen moet voldoen en waaraan bij de verpakking o.m. van kunsthoning moet worden voldaan.
Waar verder in elke Gemeente van ons land een „Gemeentelijke Verordening op de Keuring van Waren" bestaat, waarin het verboden is om waren te verkoopen, die niet voldoen aan de eischen, of ten aanzien waarvan niet voldaan is of wordt aan de eischen, gesteld krachtens de Warenwet, beteekent dit, dat een verkooper die honing verkoopt, welke op eenigeirlei wijze niet voldoet aan de eischen van het Honingbesluit, de Gemeentelijjke Keuringsverordening overtreedt en strafbaar is.

ART. 1
1. Met uitzondering van de waren in het 2de en 3de lid van dit artikel bedoeld moet en mag uitsluitend aangeduid worden met een der namen honi(n)g, bijenhoni(n)g of bloemenhoni(n)g, of met een samenstelling van het woord honi(n)g, waarin dit woord wordt voorafgegaan door den naam van de plant, welke in hoofdzaak den nectar voor den honig heeft geleverd of door een woord, dat de wijze van bewerking of de geographische herkomst aanduidt, het zoete product, dat door de bijen wordt bereid.
2. Aangeduid mag uitsluitend worden met den naam van „Raathoning", honig in de raat.
3. Wij behouden ons voor bij algemeenen maatregel van bestuur voorschriften te geven met betrekking tot het gebruik van aanduidingen voor honig, welke gewonnen en behandeld is onder bijzonder toezicht.

Officieële wettelijk toegelaten benamingen, zijn dus in het vervolg bijv.: lindehoning, heidehoning enz. (naam v.d. plant)
slingerhoning, pershoning, lekhoning (wijze van bewerking)
inlandsche honing, buitenlandsche honing, chilihoning (geographische herkomst).
In plaats van honing, mag men ook gebruiken de aanduiding bijenhoning of bloemenhoning.
Het is natuurlijk niet toegelaten en strafbaar eene onjuiste geographische herkomst te vermelden, m.a.w. buitenlandsche honing mag niet onder den naam „honing" zonder meer. De imkers zullen dus verstandig doen, voor hun inlandsch product altijd de benaming: „inlandsche honing" te gebruiken en er den consument op attent te maken, dat de naam „honing" of „bloemenhoning" niet garandeert, dat het product hier te lande is gewonnen.
Gaat dit begrip er bij het publiek goed in, dan is misschien een der hoofdredenen waarom vroeger of later van Art. l sub 3 gebruik zou worden gemaakt, n.l. een bijzonder toezicht op de winning van honing zou worden ingesteld (wat veel geld kost), vervallen.

ART. 2
Aangeduid moet worden met den naam „Kunsthoni(n)g" alle andere dan de in art. 1 bedoelde waar, welke in uiterlijk en eigenschappen op honig
gelijkt.

Verkoop van eenig kunstproduct onder den naam „honing" werd tot dusver ook reeds door de Keuringsdiensten van Waren tegengegaan; een dergelijk kunstproduct werd als honing geacht te zijn: „ondeugdelijk van samenstelling"; nu met deze nieuwe bepaling aan de hand wordt de bestrijding van deze vervalsching, voor zoover ze nog voor mocht komen, nog gemakkelijker.

ART. 3
Andere waren, dan de in art. 1 en 2 bedoelde, mogen niet worden aangeduid als honi(n)g of met samengestelde woorden, waarin het woord honi(n)g door andere woorden wordt voorafgegaan.
Tot dusver werden wel eens met kunsthoning of suikeroplossing vervalschte honingsoorten verkocht onder de benaming „gemengde bloemenhoning"; een kwakzalvermiddel werd in den handel gebracht onder den naam: druivenborsthoning, zonder dat er een spoor honing in zat. Dit misbruik kan nu met succes worden bestreden.

ART. 4
De waren, in de artikelen 1 en 2 bedoeld, die in een verpakking, waarin zij aan den verbruiker kunnen worden verkocht of aan een verwerker van honing worden vervoerd, in den handel worden gebracht, moeten aan de buitenzijde dier verpakking zijn voorzien van een opschrift, aangevende den naam, die de waar volgens een der vorige artikelen van dit besluit moet dragen. Dit opschrift moet duidelijk leesbaar zijn, niet door vegen zijn uit te wisschen en bestaan uit latijnsche hoofddrukletters, die een hoogte hebben van ten minste 6 millimeter (0,006 M) en een lijndikte van ten minste 1 millimeter (0,001 M.).

Alle verpakte honing moet zijn geëtiketteeerd met de juiste benaming. Hierdoor wordt bijv. voorkomen, dat een vervalscht artikel, zonder etiket, aan het publiek zou kunnen worden verkocht als zuivere honing, doch aan de ambtenaren van de Keuringsdiensten, die met de bemonstering zijn belast, als kunsthoning.

ART. 5
Op of in de verpakking van kunsthoning mogen geen aanduidingen, noch in woord, noch in beeld, voorkomen, welke betrekking hebben op de bijenteelt, op bijen of daarop gelijkende insecten, op bijenwoningen, bijenraat of imkersbenoodigdheden.

Kunsthoning, bij welker bereiding zooals men weet „geen poot(!) van een bij is te pas gekomen", werd tot dusver heel dikwijls in den handel gebracht in een verpakking versierd met alle mogelijke afbeeldingen van bijenkorven, bijen enz. Dit is nu in het vervolg verboden, zoodat het publiek aan minder misleiding bloot staat.

ART. 6
In een winkel, op een markt of eenig ander voor het publiek toegankelijke verkoopplaats moet de waar, in de artikelen 1 en 2 bedoeld, die niet verpakt is of die zich niet bevindt in een verpakking, waarin zij aan den verbruiker kan worden verkocht, zijn voorzien van een opschrift, aangevende den naam, die de waar volgens een der vorige artikelen van dit besluit moet dragen. Dit opschrift moet duidelijk zichtbaar en leesbaar zijn, niet door vegen zijn uit te wisschen en bestaan uit latijnsche hoofddrukletters, die een hoogte hebben van ten minste 2 centimeter (0,02 M.) en een lijndikte van ten minste 2 millimeter (0,002 M.) en op de verpakking of onmiddelijk boven de waar zijn aangebracht.

Ook losse, niet verpakte honing moet zijn geëtiketteerd met de juiste benaming, om dezelfde redenen als onder Art. 4 is uiteengezet.
(Wordt vervolgd in het Novembernummer).