De 3e Nederlandsche Imkersdag te Kampen.


Gezicht over de ijsel bij Kampen

Rede Dr. H.W. de Boer, Directeur v.d. keuringsdienst van Waren i.h. District Enschede.
Het scheikundig onderzoek van honing en was.

Geachte aanwezigen, Dames en Heeren!
Toen ik enkele weken geleden het verzoek kreeg om voor deze bijeenkomst, de derde Imkersdag te Kampen, eene uiteenzetting te houden over het scheikundig onderzoek van honing en was, heb ik mij geen oogenblik behoeven te bedenken om deze uitnoodiging aan te nemen. Wel drong het direct tot mij door, dat ik, sprekende voor eene vergadering van leeken op het gebied van scheikunde, het eigenlijke scheikundige onderzoek slechts zeer oppervlakkig zou kunnen aanraken, doch aan den anderen kant voelde ik als bijenhouder, als medelid van de Vereeniging tot Bevordering der Bijenteelt in Nederland, van hoeveel belang het kon zijn voor den imker, om eens iets meer te hooren van het onderzoek van de artikelen die door hem worden geproduceerd en niet alleen van dat onderzoek in engeren zin, doch ook en misschien vooral, om iets meer te hooren van de geschiedenis, van de totstandkoming en van de organisatie van de inrichtingen die met dat onderzoek zijn belast.

Geschiedenis.
Honing en was zijn mede van de oudste natuurproducten die den mensch bekend zijn. Lang voordat de mensch zich nederzette als landbouwer, toen hij nog al jagende en visschende zwierf en een nomadenbestaan leefde, toen reeds kende de mensch den honing, die hij als 't ware al jagende op den honingbij, op deze veroverde. We moeten aannemen dat in den tijd toen de mensch het nomadenleven begon te verlaten, zich bezig begon te houden met den landbouw, zich een eigen huis, een haardstede schiep, meerdere wild levende dieren als huisdieren tot zich nam. In deze periode zullen de eerste aanduidingen van het bijenhouden moeten worden gezocht, zij het dan dat dit zich beperkte tot het in stand houden en het geregeld nagaan van een aantal met bijenvolken bezette holle boomen in een bepaald boschgedeelte, dan wel dat deze holle boomen werden omgekapt en in de nabijheid van de mensehelijke woning werden gedeponeerd.

Het is ons bekend dat vroegere cultuurvolken, de Grieken en de Romeinen, de suiker nog niet, of althans nog slechts zeer sporadisch kenden en dat de honing het eenige, althans het voornaamste zoete voedings- en genotmiddel was dat deze volken gebruikten. De honing vervulde bij hen geheel en al de rol die de suiker thans bij ons bekleedt. Het artikel was, nam eveneens een zeer beduidende plaats in; kaarsen werden uitsluitend van was gemaakt; de tafels waarop men schreef waren met was bestreken; kunstvoorwerpen werden uit was vervaardigd.

Nu komt direct bij ons, hedendaagsche menschen, de vraag naar voren, of dan die in dien tijd zoo zeer gewilde artikelen als honing en was, niet dikwerf aan vervalsching bloot stonden. Hierop kan met vrij groote zekerheid worden geantwoord, dat dit zeer waarschijnlijk niet het geval was. Waarom niet? Om de eenvoudige redenen dat men de stoffen die zich zoo zeer leenen voor de vervalsching van de genoemde artikelen en die in den tegenwoordigen tijd daar nu en dan voor worden gebezigd, niet kende. De aardappelstroop, die thans door enkele knoeiers wordt gebruikt om honing te vervalschen, bestond niet; de kunsthoning, het slechte surrogaat voor natuurhoning, wist men nog niet te maken; immers deze kunsthoning wordt uit suiker bereid en de suiker zelve was de door mij bedoelde cultuurvolken nog vreemd.

Hetzelfde geldt voor het tweede artikel, de was; de stoffen paraffine en cerasine, die thans gebruikt worden als vervalschingsmiddel voor was, kende men niet; paraffine, bijv. is een petroleumproduct; petroleum was den Grieken en Romeinen nog geheel onbekend. Wilde men was vervalschen, dan moest men grijpen naar andere, meestal ongezuiverde natuurproducten, zooals bijv. hars, waarvan de toevoeging bij was gemakkelijker is te constateeren. Hoewel het onderzoek van honing en was, bij gebrek aan hulpmiddelen, zeer oppervlakkig moest blijven, eigenlijk alleen bestond uit het keuren op reuk, uiterlijk en smaak, mogen we aannemen dat het met de vervalsching in dien tijd erg meeviel.

Het eigenlijke scheikundige onderzoek dateert pas van de laatste halve eeuw. Waar dien tijd de scheikunde zich buitengewoon ontwikkelde, allerlei nieuwe procédés en nieuwe stoffen werden uitgevonden, die zich helaas maar al te dikwijls en al te goed leenden om er tot dusver zuivere gewonnen natuurproducten mee te vervalschen (we denken in dit verband direct aan de aardappelstroop, de kunsthoning, de paraffine) gaf diezelfde scheikunde ons de middelen aan de hand om die vervalschingsmiddelen op te sporen.

Aan het onderzoek van honing en was is de laatste tientallen van jaren in ons land reeds betrekkelijk veel gedaan. Jaren geleden werd het Rijksbureau voor onderzoek van Handelswaren te Leiden opgericht. Tot dit bureau kan de kleinhandel zich wenden met de gekochte waren, wanneer de samenstelling niet werd vertrouwd. In de jaarverslagen van dit bureau lezen we dan ook telkens dat honing en was werden onderzocht en soms vervalscht bevonden. De vervalschers worden door dit bureau echter niet achterhaald en gestraft.

Reeds langen tijd geleden kwam men ook in ons land tot besef dat het vervalschen van waren in het algemeen moest worden tegengegaan. We vinden dan ook in het Wetboek van Strafrecht enkele artikelen die beoogen bedrog en vervalsching tegen te gaan, bijv. Art. 329 stelt strafbaar de verkooper, die den kooper bedriegt ten aanzien van den aard, de hoedanigheid of de hoeveelheid van de waar, door het aanwenden van listige kunstgrepen.

Art. 330 van het Wetboek van Strafrecht stelt strafbaar de verkooper van eet- of drinkwaren die weet dat de door hem verkochte waren vervalscht zijn en die deze vervalsching verzwijgt. Ik zal hier niet uitweiden over de moeilijkheden die er toe hebben geleid dat deze beide door mij genoemde artikels van het Wetboek van Strafrecht in de praktijk niet zoo heel vaak zijn toegepast geworden, behalve dan misschien Art. 330 op een enkel gebied n.l. op het gebied van melkvervalsching. De vervalsching van andere artikelen, honing en was inbegrepen, hebben deze artikelen van het Wetboek van Strafrecht niet voldoende kunnen bestrijden.

In 1893 hebben de twee grootste steden van ons land n.l. Amsterdam en Rotterdam een gemeentelijken Keuringsdienst in het leven geroepen en eene gemeentelijke verordening gemaakt, waarbij het o.a. verboden was om ondeugdelijke eet- en drinkwaren te verkoopen; met het doel om althans binnen de gemeentelijke grenzen vervalsching en knoeierij met levensmiddelen zooveel mogelijk tegen te gaan. Daar deze diensten veel succes hadden volgden al spoedig meer Gemeenten, als Leiden, den Haag, Dordrecht, later weer Haarlem, Utrecht, Arnhem, Deventer, Amersfoort, den Bosch, Hilversum en nog enkele andere. De drie Noordelijke Provinciën in ons land Friesland, Groningen en Drenthe stichtten provinciale Keuringsdiensten.

Deze gemeentelijke en provinciale Keuringsdiensten hebben zich bijna alle, en met succes, bemoeid met het onderzoek van honing. Daar was niet valt onder het begrip eet- en drinkwaar bleef dat artikel helaas buiten beschouwing. Wanneer ik van de resultaten en bevindingen dezer diensten iets naar voren wil brengen, dan kunnen we uit de jaarverslagen voldoende opdiepen.
U ziet dus, men was voor de in werking treding der Warenwet in meerdere Gemeenten en Provinciën van ons land reeds op den goeden weg om honingvervalsching te bestrijden.

De overige Gemeenten en Provinciën van ons land deden aan het onderzoek van eet- en drinkwaren echter niets. Hierin is afdoende verbetering gebracht door de Warenwet, een Wet van 19 Sept. 1919. Van deze Wet zal ik U alleen het volgende vertellen:
Het geheele land is volgens de bepalingen dezer Wet verdeeld in 21 districten. In elk district is een Keuringsdienst, bestaande uit een goed ingericht laboratorium, waaraan het noodige personeel is verbonden. Elke Keuringsdienst moet den verkoop van ondeugdelijke en vervalschte waren in zijn eigen gebied bestrijden. Elke Gemeente van ons land heeft eene verordening, waarbij de verkoop van schadelijke, vervalschte en ondeugdelijke waren is verboden.

Honing is een waar in den zin van Art. 1 der Warenwet. Het is dus verboden en strafbaar (over het geheele land) vervalschte en ondeugdelijke honing te verkoopen. De Keuringsdiensten van Waren kunnen overal, in de grootste steden zoowel als in de dorpswinkeltjes, de honing welke ten verkoop wordt aangeboden, bemonsteren en ze doen zulks ook.

Nog beter is de toestand waarin we op dit oogenblik op het standpunt van bestrijding van honingvervalsching stonden geworden, doordat zoo juist het Honingbesluit is afgekondigd. Dit is een K.B. waarin wettelijke eischen worden gesteld waaraan honing moet voldoen.
(Het Honingbesluit wordt besproken en uitgelegd).

Wat het artikel was betreft, ten opzichte daarvan is de toestand niet zoo gunstig. Vóór de inwerkingtreding der Warenwet werd door de Gemeentelijke en Provinciale Keuringsdiensten niet of althans zoo goed als niet op dit artikel gelet; het was geen eet- of drinkwaar. Volgens het K.B. echter van 26 Maart 1921 (St. bl. No. 638) zijn als waren in den zin van Art. 1 der warenwet ook te beschouwen o.a. alle grondstoffen die bestemd zijn of gebruikt worden voor of bij de bereiding van eet of drinkwaren. Was dus welke bestemd is om daarvan kunstraat te maken, welke kunstraat dient voor de bereiding van raathoning, is een waar; ook kunstraat is vanzelfsprekend een waar.

Het is gewenscht hier de aandacht op te vestigen, om te komen tot het geregelde onderzoek van was door de Keuringsdiensten van Waren; de imkers en de handelaars in kunstraat kunnen zelf hiertoe veel bijdragen, door de was en de kunstraat welke ze niet vertrouwen, ter onderzoek aan den Keuringsdienst van het district waarin ze wonen, aan te bieden. Daarnaast zouden de imkers er op aan moeten dringen bij de regeering om alle was, ook die welke niet tot kunstraat wordt verwerkt, tot waar in den zin van Art. 1 der Warenwet te doen verklaren (dit is mogelijk en is reeds voor meerdere artikelen geschied) en om een K.B. uit te vaardigen, waarin eischen worden gesteld waaraan was moet voldoen en tengevolge waarvan het dan verboden en strafbaar wordt om vervalschte was af te leveren.
(Wordt vervolgd).