Mijn afscheid.

Toen het Hoofdbest. mij opdroeg in het feestnummer ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum der Vereeniging een kroniek te schrijven van de Ver., bestudeerde ik o.a. de notulen van alle Hoofdbest. Verg. en Algem. Verg . Naar aanleiding daarvan schreef ik in 't feestnummer Oct. '22 o.a. over 't Maandschrift: „Er zijn voortdurend klachten geweest over 't orgaan: niet practisch, te moeilijk, te eenvoudig, te veel lossen bouw, te achterlijk bij buitenlandsche tijdschriften vergeleken enz. enz. Die klachten zijn gebleven onder de verschillende redacteuren en ze bestaan nog op den huidigen dag."

Dit laatste kan ook thans nog gezegd worden, (zie verslag der laatste Hoofdbest. Verg. op 28 Aug. j.l.). Voegt men daarbij:
1e dat ons Maandschrift in de oorlogsjaren door de duurte zeer werd vereenvoudigd en verslechterd door minderwaardig papier, klein lettertype, en het verlies van een omslag;
2e dat de weinige illustraties, die konden opgenomen worden, treurig uitkwamen op 't slechte papier. (In 't voorjaar j.l. werd mij gezegd in 't geheel geen illustraties op te nemen, door gebrek aan geld);
3e dat er niets werd gedaan om 't „gedegrageerde" Maandschrift te verbeteren, zelfs niet toen onze Ver. bijna 12000 leden telde en over rijke fondsen beschikte.
4e dat 't Maandschrift door den geest van twist en tweedracht welke er in de Ver. heerschte, meermalen in 't gedrang kwam.
Dan kan men beseffen, dat de taak van Redacteur dikwijls niet aangenaam was, dat meerdere leden mij dan ook wel eens schreven.

Door den toestand der financiën is het thans noodig, dat het Maandschrift verzorgd wordt door den Secretaris.
Ik neem hierbij afscheid van mijn lezeressen en lezers. Ik breng mijn dank aan de medewerkers. De laatste heb ik vaak moeten teleurstellen, doordat hun artikels door gebrek aan ruimte soms zoolang moesten wachten, voor ze werden geplaatst. Officiëele stukken en verslagen gingen voor.

Ik heb zooveel mogelijk gezorgd, dat ook de eenvoudige imkers over het bedrijf hun meening en ondervinding konden mededeelen. Menig stuk van hen heb ik geschikt gemaakt om 't te plaatsen, maar ook meerdere stukken moesten m.i. terzijde worden gelegd. Ik breng ook mijn dank aan den drukker van ons Maandschrift, den Heer F.J.S. v.d. Peyl te Hansweert, met wien ik op de beste wijze heb samengewerkt.

Wanneer ik bedenk, dat ik reeds in 1895 vaste en geregelde medewerker was van 't tijdschrift „de Natuur in" en daarna mede-Redacteur of Redacteur van „De Veldbode" en van 't Maandschrift der Ver. dan meen ik door dien 30-jarigen arbeid mijn plicht te hebben gedaan voor de Bijenteelt en reik ik gaarne de pen over aan een jeugdiger kracht, den Heer Joustra, Secr. onzer Ver., aan wien de zaak wel is toevertrouwd, om zijn kennis, energie en liefde voor de bijenteelt.

Ik spreek thans nog dezelfde woorden, welke de heer Stienstra, de vorige Redacteur, schreef, toen hij afscheid nam: „Er is thans kans, dat t Maandschrift in belangrijkheid zal winnen en zal kunnen voldoen aan de vele en uiteenloopende behoeften der lezers."
Dat het Maandschrift in alle opzichten een waardig orgaan moge zijn van een waardige Vereeniging, die tot devies heeft: „In eendracht bloeiende!"

T.C. HOOTSEN.