Maandpraatje.

Februari.

Met het langer worden der dagen begint Imker's hart te popelen, want het zal niet zoo heel lang meer duren, dat de winterrust der bijen vervangen wordt door een af- en aanvliegen der lang opgesloten bijen. Hebben de bijen gedurende den afgeloopen winter reeds meerdere reinigingsvluchten gemaakt, binnenkort zal de generale reinigingsuitvlucht plaats vinden welke mogelijk nog in deze maand gehouden zal worden.

Elk rechtgeaard imker, welke er den tijd maar even kan afnemen is dan op zijn bijenstand aanwezig gewapend met de „Almanak voor Nederlandsche Imkers," welke hem in staat stelt met weinig moeite zeer belangrijke aanteekeningen te maken. Onze Imkers gebruiken niet gaarne potlood en papier, daar zij meenen, dat dit teveel tijd in beslag neemt. Wie op de juiste tijd aanteekeningen maakt, bespaart zich daardoor heel wat werk en die schijnbaar verloren tijd, zal later blijken gewonnen tijd te zijn.

Aan de vlucht der reinigende volken kan men vaak opmaken hoe het met het volk gesteld is. Sterke volken zullen met een flinke vlucht het vlieggat verlaten, als zij den winter goed hebben doorstaan. Zwakke volkjes zullen slechts aarzelend te voorschijn komen, als waren zij bang bij den uitvlucht nog meer volk te verspelen.

Voorzoover nu al kan worden nagegaan hebben de volken heel wat bijen verloren en vonden wij op de verschillende bodemplanken meer doode bijen dan gewoonlijk het geval is. Ook de meezen schijnen dezen winter erg te hebben huisgehouden, gezien de vele uitgepelde bijenlijkjes, welke voor menigen stal liggen. In de „Telegraaf" lazen wij, dat vele volken afgestorven zijn, wegens gebrek aan voldoende wintervoedsel. Indien dit werkelijk het geval is, dan wordt het eens tijd, dat die Imkers door schade wijs worden en in het najaar hunne volken voldoende voedsel geven, wat met het oog op de billijke suikervoedering toch heusch geen onmogelijkheid is.
Zuinigheid op voer is de ergste verkwisting en beter kunnen wij onze volken wat ruim voorzien, dan dat zij reeds in Januari voedselgebrek krijgen.

Hoewel het voederen in het vroege voorjaar beslist is af te keuren, zal men voedselgebrek onmiddellijk dienen aan te vullen.
Het best geschiedt dit door de bijen een deegje te geven van honing vermengd met poedersuiker. Wie anders te werk wil gaan, kan de bijen ook zgn. borstplaat geven, een zeer goed middel, om het voedertekort op een weinig storende manier te verhelpen. Daartoe kookt men b.v. 2 K.G. gedenatureerde suiker met ½ Liter water, welke zoodanig ingedikt moet worden, dat een taaie massa ontstaat. Men kan bovendien nog een eetlepel meel, dat in water is opgelost, hieraan toevoegen, waardoor men de bekende meelsuikerraten krijgt.
Vóór het gebruik dient men deze hard geworden borstplaten even in lauw water te dompelen, opdat de bijen de zoetigheid op kunnen nemen.

De bijen hebben op Lichtmis (2 Februari) heerlijk gevlogen en al was de lucht niet „helder en klaar" zooals het imkerrijmpje luidt, we hopen niettemin, dat de bijenhouders een goed bijenjaar mogen hebben.
Maar niet alleen een jaar van goede honingwinst, ook een goede afzet der producten zij gewenscht en wij hopen, dat nu eens in 1926 de organisatie tot stand mag komen waarnaar wij imkers allen zoo verlangen.
De wind waait gunstig en reeds zijn besprekingen met de Regeering en de verschillende vereenigingen op bijenteeltgebied op het departement van Landbouw gehouden, over de mogelijkheid van het voeren van een Rijkshoningmerk.

Ook het leven in de afdeelingen begint meer opgewekt te worden, zooals wij uit zoovele brieven mochten vernemen.
Een ding strekt ons nog tot oneer, n.l. dat veel te weinig lezingen practische lessen, cursussen en excursies worden aangevraagd, waar toch bij voldoende deelname, op subsidie van de Regeering gerekend mag worden. Als de aanvragen om subsidie verzonden zijn, ja zelfs maanden daarna, komen nog wel verzoeken om subsidie binnen, waarvoor het dan natuurlijk veel te laat is. Vele afdeelingen hebben wij dan nog wel persoonlijk geholpen, maar het is toch een kleine moeite, om op tijd het subsidie aan te vragen.

Wij hopen, dat ook dit jaar zich weer zal kenmerken door een opgewekt Vereenigingsleven en het stemt ons prettig, dat na de stormen, welke over waaiden, de lucht is opgeklaard en wij met blijmoedigheid onze krachten kunnen geven aan den wederopbloei van onze Organisatie.
Voor de bijtjes geldt voorloopig echter nog rust en warmte.
JOH.A. JOUSTRA.