Maandpraatje.

Maart-April.

Eerst wil ik eens een woordje verliezen ter eere van het nieuwe pakje, waarin Uw Hoofdbestuur ons Orgaan heeft gestoken.
Eindelijk hebben we het dan zoover kunnen sturen - en voor menig Uwer komt het nog onverwachts - dat we ons kindje een pakje hebben kunnen aantrekken en geloof me, zijn ouders hebben daarvoor hard moeten zwoegen, maar dan toch eindelijk de voldoening gesmaakt, dat kort na de nieuwe geboorte het ook een kleedje kon worden gegeven.

Bij den Burgelijken stand is ons Orgaan deftig ingeschreven als „Maandschrift voor Bijenteelt", maar gelukkige ouders geven hunne kleintjes steeds van die lieve naampjes, zooals alleen ouders dat doen kunnen. En zoo stel ik voor, om bij officiëele gelegenheden ons Orgaan bij zijn deftige naam te noemen, maar als we zoo knusjes, onder elkaar zijn, laten we het dan betitelen met het naampje, dat wij alléén weten. In gedachten doopte ik het al met „Ons Groentje" en ik stel me voor, dat het niet lang meer zal duren, of we hooren nergens meer den stadhuisnaam en spreken we overal van „Ons Groentje".

Ons Groentje zal trachten een grooten man te worden en te zorgen altijd eerlijk en oprecht door de wereld te gaan, zoodat het in elk gezin waar het komt een steeds welkome gast is.
Eenmaal groot geworden zal het moeten trachten zijn eigen kost te verdienen en hopen we, dat het ons daarin niet zal teleurstellen. Kleine kinderen hebben de eerste jaren nog de zorg van hunne ouders noodig en mag het hun niet aan voldoende steun ontbreken, zoo ook ons Groentje niet en bevelen wij het derhalve zeer in Uwen zorg en steun aan, opdat het kleintje mag opgroeien tot een flinken jongeling.
Om in Imkerstermen te spreken, ik zeg het maar tusschen twee haakjes, een beetje speculatief voer zal geen kwaad kunnen en vooral een beetje eiwitrijk, zoodat vooral zijn beentjes wat stevig worden.

Nu we toch over het speculatief voederen spreken, denken we aan onze bijtjes welke zoo bij het einde dezer maand in de zuidelijke streken van ons land en ongeveer half April in de meer Noordelijke streken wat speculatief voedsel best verdragen kunnen en we daarmede onze bijenvolken een flinken steun in den rug geven.

Wu weten, dat het beste drijfvoeder bestaat uit overjarige stamphoning, maar als er wat veel stuifmeel gehaald kan worden, dan kan een dunne oplossing van suiker, half om half, ook goede diensten bewijzen.
Zulke porties geve men aanvankelijk in kleine hoeveelheden, om den anderen dag; later kunnen we die porties grooter maken en elken dag wel toedienen. Denk er echter aan, dat speculatief voederen niet het karakter mag krijgen van opvoederen, m.a.w. van de gegeven hoeveelheid mag niet teveel worden opgelegd.

Is er goede dracht, dan staken we natuurlijk het voederen, maar zetten het voort, zoodra de bijtjes natuurlijk voedsel, b.v. door het slechte weer, niet zelf kunnen halen.
Houdt Uwe volken overigens goed warm en geef liever een dekje meer, dan dat ge er een kleedje afneemt en schaam U niet ook Uw dunwandige korven wat te dekken. Warmte is nu veel meer noodig dan gedurende den winter. Kijk Uw oude woningen eens na en bestel Uw behoeften in deze maand, opdat ge klaar zijt, wanneer de bijtjes er om vragen. Komt er deze maand of de volgende eens een heerlijken dag, inspecteer dan Uwe volken grondig en maak vooral de bodemplanken schoon, want o die wasmot!

J. A. J.

NASCHRIFT.
Met andere stukken, moest dit artikel een maand overstaan, wegens nijpend plaatsgebrek.
Het kan echter voor April ook nog dienen. Wie niet weken-, soms maandenlang de lasten van het zwerven wil hebben, make zijne volken ongeveer gelijk sterk. Heeft men korfvolken, dan kan men dit doen, door b.v. minder sterke volken tegen sterke om te zetten, dus komt het minder sterke volk op de plaats te staan van het sterke volk en omgekeerd. Wij merken echter nadrukkelijk op, dat dit alléén mag geschieden, gedurende een goede dracht en ongeveer in het middaguur.

Een beter methode achten wij het z.g.n. omvoeren. Daartoe plaatst men onder het sterke volk een bord, dat met wat honing besmeerd is. Zit dit bord na eenige minuten vol bijen, dan neme men het voorzichtig onder de korf uit en schuive het onder het te versterken volk. Men kan dit zoolang herhalen, totdat beide volken nagenoeg gelijk sterk zijn. Nimmer trachtte men echter zwakke volkjes ten koste van sterke te verbeteren. Eens en vooral, men dulde geen zwakke volkjes op zijn stand.

Met kasten gaat het gelijk sterk maken heel wat eenvoudiger, beter en vlugger. Hierbij is een omzetten, of omvoeren absoluut niet noodig.
Men ontneme het sterke volk eenvoudig een raampje met uitloopend broed (dus met die donkere celdeksels) en hange dit naast het gesloten broed in de te versterken kast. Op de plaats van het uitgenomen raampje hange men een uitgebouwde raat en voert men wat, indien buiten de dracht te wenschen overlaat.
Men kan zoo uit verschillende kasten wat raampjes nemen en daarmee minder sterke volken opknappen. Geef echter niet meer broed, dan de volken behoorlijk warm kunnen houden, geen overdrijving!

Voor de lossebouwimkers nog een goeden raad. Weet ge wel, dat de Meimaand en ook de laatste weken van April zoo bizonder geschikt zijn om Uw kunstraat te laten uitbouwen?
Maak hier een gretig gebruik van, vernieuw Uw raten in de broedruimte zoonoodig, maar zorg in de eerste plaats, dat ge Uwe honingkamerraten laat uitbouwen, want in de honingkamer geve men liefst uitgebouwde raat.
Is Uw raammaat van broed- en honingkamer niet gelijk, dan kunt ge de in de broedruimte zoo mooi uitgebouwde raten doormidden snijden en in de honingkamerraampjes passen.

J.A. J.