Verslag van de Algemeene Vergadering op Dinsdag den 20en April 1926, in Hotel l'Europe te Utrecht.

Men heeft wel eens van onze Vereeniging gezegd, dat zij haar kracht toonde ter gelegenheid van de Imkersdagen, doch dat haar zwakke punt was de Algemeene Vergadering.
Wie thans de Algemeene Vergadering heeft bijgewoond, zal ervaren hebben, dat ook in dit opzicht onze Vereeniging zich gaat beteren en ook de Algemeene Vergaderingen zullen staan in het teeken van den wederopbouw.

De laatste jaren was ter Algemeene Vergadering de hoofdschotel afd. Handel, met al hare up and downs.
Nu eens mankeerde het hieraan, dan weer daaraan, maar een feit was het, dat bij de behandeling van die afdeeling de gemoederen in heftige beweging kwamen en de Vergadering verliep, zooals zij begon n.l. in tweedracht.
Nu het Hoofdbestuur niet geschroomd heeft om met sterke hand in te grijpen en de zaken een gezonde basis te geven, nu was het alsof deze afdeeling vergeten was op de Agenda te plaatsen, want slechts weinig woorden zijn er over gevallen en die er over zijn gesproken waren een warme hulde aart den Directeur van deze instelling. Het gaat goed met onze Vereeniging!

Over de geheele linie waren winsten gemaakt, terwijl op de Agenda punten waren gebracht waarvan men kon zeggen, dat de roep van onzen Voorzitter „met kracht vooruit" geen ijdele klank is.
En de vergadering zelf verliep, zooals men verdiend had, rustig, zakelijk welwillend, samenwerkend, dank zij het beleidvolle optreden van den Hoofdman en den wil van de vergadering om samen te werken tot den wederopbloei van onze zoo schoone Organisatie.

De Vereeniging was vertegenwoordigd door 80 afdeelingen, terwijl het geheele Hoofdbestuur benevens de Bijenteeltconsulenten aanwezig waren.
De Voorzitter opende de vergadering met een welkomstgroet aan allen, welke aan de uitnoodiging dezer Algemeene Vergadering bij te wonen hadden gevolg gegeven en herdacht in roerende woorden de ontslapen oud-Voorzitter Baron de Grancy en den kortelings overleden Dr. P. van Hoek, woorden, welke door de vergadering staande werden aangehoord.

Sprekende over de slachtoffers van den stormramp verzocht spreker het leed van de imkers welke door dien ramp getroffen zijn te willen helpen verzachten. Vervolgens dankte spreker den afgetreden Voorzitter dhr. Wigman voor hetgeen deze voor de Vereeniging gedaan heeft en memoreerde wat onder diens secretariaat en Voorzitterschap tot stand was gekomen.

Dhr. Wigman dankende voor deze woorden zegt een zeewaardig scheepje te hebben achtergelaten, toen hij op hoog bevel de commandobrug moest verlaten. Dan even een kleine schermutseling tusschen de nieuwe en de oude Voorzitter over een ingekomen stuk van afd. Lunteren, waarvan de Hr. v.d. Flier zegt, dat dit bij de rondvraag kan behandeld worden, omdat hem uit een correspondentie gebleken is, dat Lunteren niet over besluiten van het Hoofdbestuur wenscht te spreken, maar alleen over benoemingen en handelingen van enkele H.B. leden.

Dhr. Wigman protesteert tegen deze opvatting, doch de Voorzitter houdt voet bij stuk en stelt punt 4 aan de orde.
Dhr.Wolzak bespreekt een andere exploitatie van het Maandschrift en meent dat het voordeeliger is uit te voeren; spreker zal met voorstellen komen. Het Hoofdbestuur heeft een nadere bestudeering van afd. Verzekering toegezegd, waarmede de vergadering accoord gaat.
Ook over afd. Handel wordt eenige oogenblikken gesproken en meent dhr.
Wigman, dat hiervan een scheeve voorstelling wordt gegeven en dat deze
afd. gunstiger wordt voorgesteld dan zij inderdaad is. De huidige Directeur is bijv. niet met niets begonnen, maar met een kapitaal van ƒ 3000.—.

De Directeur van Handel, zegt, dat steeds gewerkt is met een krap kassaldo en moest men vroeger alle zeilen bijzetten om de crediteuren te voldoen, thans beschikt spreker over vrij wat ruimere middelen. Spreker zegt, we gaan een heel eind in de goede richting, we beschikken over moedgevende cijfers.

Het jaarverslag van den Secretaris geeft ook eenige aanleiding tot debat. Dhr. Wigman zegt, dat het niet waar is, dat het winstsaldo van afd. Vereen. te danken is aan den grooten toevloed van nieuwe leden, maar aan de rente van het suikerfonds.
De Secretaris betwist dit en zegt, dat die rente reeds in de begrooting 1925 verwerkt was en dat die begrooting toen nog sloot met een ongedekt saldo van ruim ƒ 300.—, terwijl er thans een winst over het dienstjaar 1925 gemaakt is van ruim ƒ 600.—.
De verslagen en rekeningen en verantwoording van alle afdeelingen werden vervolgens goedgekeurd.

Op voorstel van dhr. Hundt wordt besloten dat het quotum voor 1927 op minstens ƒ 1.— wordt vastgesteld. Het staat derhalve elke afdeeling vrij om zelf dat quotum te verhoogen.
Vervolgens komt de Begrooting voor 1926 aan de orde, wat weer aanleiding geeft tot een kleine schermutseling tusschen de afgevaardigde van Lunteren en den Voorzitter.
Dhr. Wigman wil n.l. spreken over een post welke niet op de begrooting voorkomt, n.l. dien van Redacteur, terwijl de Voorzitter alleen het woord wil geven over posten welke wel op de begrooting staan.

Dat thans geen geld uitgetrokken is voor een Redacteur komt, omdat deze werkzaamheid aan den Secretaris is opgedragen, zonder vergoeding daarvoor te geven. Ook het Maandschrift komt er niet zonder kleerscheuren af. Dhr. Wigman vindt de bijna ƒ 600.— gulden welke het Maandschrift thans meer zal kosten wel wat veel en vindt het de verbetering niet waard, terwijl de afgevaardigde van Epe vraagt, of de Vereeniging het Maandschrift wel op prijs stelt, daar hij meent, dat het weinig gelezen wordt, wat door een ho ho geroep door vele afgevaardigden wordt bestreden.

Dhr. de Meza zegt dat het officieel Orgaan voor minstens 90% den band om de leden moet bewaren en hij de verbetering welke eindelijk is gekomen toejuicht, terwijl de Heer de Leeuw (de Klomp) heeft uitgerekend, dat de meerdere kosten op slechts ¾ cent per 12 nummers komen.
De begrooting wordt vervolgens goedgekeurd.
(Wordt vervolgd)