Vierde Nederlandsche Imkersdag.

Meer dan 300 deelnemers!
Wat verstaat men onder schijnkolonies?

De vierde Nederlandsche Imkersdag behoort helaas weer tot het verleden en is wederom een succes geweest. Meer dan 300 imkers hadden aan de uitnoodiging gehoor gegeven en gingen op naar het zoo schoone Kennemerland en vereenigden zich in Hotel Brinkman te Haarlem.
Onder de bezoekers troffen we behalve verscheidene bekenden uit alle deelen van het land, óók den Weledelgestrengen Heer I.G.J. Kakebeeke, Inspecteur van den Landbouw aan, welke den geheelen Imkersdag medemaakte.

Ook was aanwezig de Heer Burgemeester van Haarlem, benevens de beide
Rijksbijenteeltconsulenten en de pers.
De bioscoopzaal op de groote markt vulde zich al spoedig met de zoo talrijke uit Noord en Zuid, Oost en West saamgestroomde deelnemers; handdrukken, vriendelijke woorden, gezelligen kout, glinsterende oogen, opgewekte gezichten. Hier en daar een luid, vroolijk gelach.

Bericht van verhindering was ingekomen van den Heer wnd. Directeur-Generaal van den Landbouw, en van de Hoofdbestuursleden Emmens, de Visser en v.d. Brink. Van het H.B. waren behalve de Voorzitter en de Secretaris-Redacteur aanwezig de Heeren Beil, Ebbinge Wubben, Frankenhuis, Versteeg en v.d. Berg, terwijl wij onder de aanwezigen ook opmerkten den Directeur van Handel en den Bibliothecaris.
Ook was nog bericht van verhindering ingekomen van het H.B. v.d. Noord-Brabantschen Bijenhoudersbond v.d. N.C.B.

Bij de opening herinnerde de voorzitter aan de eenheid der Imkers en
heette allen welkom, hopende op een prettigen goeden dag.
Dhr. V. Bing, Voorzitter van de commissie tot voorbereiding daarna het woord voerende, wilde niet te veel van den tijd in beslag nemen en refereerde zich aan de woorden van den Heer v.d. Flier.
Vervolgens kwam aan het woord de Rijksbijenteeltconsulent Ir. A. Minderhoud met het voor allen zoo geheimzinnig klinkende onderwerp „Schijnkolonies".

Spreker vertelde, wat wij onder schijnkolonies moeten verstaan.
Ken bijenvolk is een eenheid, welke zich o.a. demonstreert in het gezamelijk raten bouwen, de nagenoeg steeds bewaard blijvenden bolvorm en de gelijkmatigheid waardoor de verschillende raten zich kenmerken. Deze eenheid werd op het doek duidelijk door foto's (Lichtbeelden) gedemonstreerd.

Wanneer de Imker zich echter met het huishouden van de bijen b.v. bij het separeeren, vereenigen van volken, zwermen e.d. gaat bemoeien, dan wordt er wel wat aan die eenheid bedorven. Bij de nazwermen gaan vaak verschillende kleine onderdeeltjes afzonderlijk hangen. Zulke deeltjes zijn op zich zelf een eenheid.
Worden zij bij elkaar in één woning geslagen, dan kan men bij het bouwen iets eigenaardigs aantreffen.
Elk van die clubjes bouwt op eigen houtje, zoodat wij aan eenzelfde raamlatje soms 2 à 3 afzonderlijke geheel van elkaar verschillende beginbouwsels zien.

Spreker zeide, dat we hier te doen hadden met een „schijnkolonie", oogenschijnlijk een eenheid, doch inderdaad een schijneenheid. Elk van die clubjes trok zich niets van het andere bouwende clubje aan, ieder bouwde op eigen houtje. Verschillende van die bouwseltjes werden op het doek duidelijk vertoond.

Spreker noemde een geval uit de praktijk, b.v. bij het separeeren, dat nog al eens wordt toegepast. De boven het moerrooster later moerloosgemaakte zwerm, bljjft zich moerloos gevoelen, totdat de laatste bij hiervan is gestorven enz, wat we vaak kunnen zien aan het aanzetten van moerdoppen boven den rooster.

Deze belangwekkende rede, welke ons een geheel anderen kijk gaf op het bijenleven en misschien later heel wat aan onze praktijk zal doen veranderen, werd met belangstelling aangehoord en, hoewel nieuw voor zeker alle bezoekers bleken verschillende hoorders, blijkens hun vragen zich geheel in deze materie ingedacht te hebben.
Echter iets vaststaande is het nog niet, het bewijs voor deze theorie moet nog geleverd worden en dat kan eerst, indien in die richting nog veel meer onderzocht wordt.

Dhr. Frankenhuis bleek de tolk te zijn van de vergadering, toen hij hulde bracht aan de onderzoekingen van den Heer Minderhoud en tevens de volgende Motie voorstelde:
„De vergadering enz. bijeen en gehoord hebbende de lezing van Ir. Minderhoud, spreekt als haar meening uit, dat de door dezen genomen proeven van groote beteekenis zijn voor de wetenschap der bijenteelt in ons land en noodigt het hoofdbestuur uit, zich met een verzoek tot den minister van Landbouw te richten, om den Heer Minderhoud in de gelegenheid te stellen, op ruimere schaal zijn onderzoek voort te zetten en uit te breiden."
Onder luid langdurig applaus, werd deze Motie door de vergadering bekrachtigd, terwijl dhr. v.d. Flier verklaarde, dat hij de Motie in het H.B. zou brengen en deze den Regeering zou doen toekomen.

Na deze belangwekkende rede, waarop wij t.z.t. hopen terug te komen, werd de Bijenfilm vertoond, welke door den Directeur van de Rotterdamsche schoolbioscoop op het Bijenpark „Mellona" genomen was. Deze film, hebben wij destijds hier uitvoerig besproken en kunnen hen, welke daartoe in de gelegenheid zijn slechts aanraden deze film te gaan bezichtigen.

Na de film verzamelden de deelnemers zich aan den lunch, welke, het zij hier om der waarheidswille gezegd, wat al te sober was, terwijl de bediening eveneens te wenschen overliet. Het zij een les voor volgende keeren, niet slechts te zien naar een Hotel van „Standing", maar óók en wel in de eerste plaats, dat de gasten voldaan van tafel kunnen gaan. Met een gevoel van heimwee dachten wij terug, wat dit deel van het programma betreft, aan den Imkersdag te Elst.

Na den luch begaven de gasten zich naar de Groote of St. Bavokerk, waar de Heer George Robert ons vergastte op heerlijke muziek op het zoo beroemde orgel.
Het programma luidde: 1. Praeludium e. kleine terts van J.S. Bach; 2. Largo van G.F. Handel; 3. Gavotte van Padre Martini; 4. Méditation van A. Mailly en 5 Grand Choeur van A. Guilmant.
Vooral de nummers 2 en 3 vielen bizonder in de smaak. Onder ademlooze stilte werden de muzieknummers aangehoord en wij danken op deze plaats den Heer Robert voor zijn prachtig spel.

Intusschen stonden de auto's gereed en was het een heele toer om elkeen plaatsje te geven, als men bedenkt, dat er meer dan 300 gasten waren die in de Broadway en andere groote wagens een plaatsje moesten vinden.
Het zou ons te ver voeren den geheelen tocht te beschrijven. In het vorige nummer van ons blad hebben wij den tocht welke wij maken zouden, al vermeld. Genoeg zij het, hier te vermelden, dat wij genoten hebben van de prachtige omstreken van Kennemerland en wij benijden onze collega's uit die streken, dat zij hun haardsteden hebben in één van de mooiste piekjes van ons aan mooie landschappen rijke Holland.

Na het bezoek aan het Bijenpark Mellona, waar heel wat te bezichtigen viel en de deelnemers rustig rondkeken tusschen de druk vliegende bijtjes, welke blijkbaar voor dezen dag een wapenstilstand hadden gesloten, daar zij zoo mak als lammeren waren, ging de tocht verder te voet naar het Hotel Velserend, in de onmiddellijke nabijheid van de Ruïne van Brederode. Onder een gezellig strijkje en hoornmuziek en onder gezelligen kout naderde het einde van deze dag.

De Voorzitter, Mr. v.d. Flier, sprak het afscheidswoord en dankte allen, die ons weer zoo'n mooien dag hadden bezorgd, in het bizonder den Heer de Meza, welke zich voor de Organisatie ervan zoo bizonder verdienstelijk had gemaakt. Maar niet minder dhr. Minderhoud, welke door zijn interessante lezing ons een kijkje had gegeven in de wonderen van het bijenvolk.
Spreker sloot onder luid applaus zijne rede met de woorden, dat onze vereeniging géén schijnkolie blijkt te zijn, maar een eensgezinde samenleving, een éénheid, zooals wij die zoo gaarne wenschen.

Daar getuigde ook dezen dag weer van en spreker hoopte, dat wij nog veel zulke dagen mogen organiseeren. Intusschen reden auto's af en aan, om de gasten naar het station te brengen en menigeen zal met genoegen terugdenken aan den vierden Nederlandschen Imkersdag, waarvoor wij hier, overtuigd te spreken namens alle deelnemers,
het bestuur van Afdeeling Kennemerland, vroeger wel eens genoemd de recalcitrante afdeeling, en hen, welke het slagen van dien dag hielpen mogelijk maken een woord van hartelijken dank brengen; gij hebt eer Uw werk gehad mijne Heeren!

JOH. A. JOUSTRA.