Het Honingvraagstuk

(Slot.)

Een groot bedrijfskapitaal is hiervoor niet noodig, daar geen der partijen voorraad houdt. De stadsimker betrekt niet eerder en niet meer honing dan hij in korten termijn noodig heeft, want hij kan geregeld bijvullen. Hij verkoopt natuurlijk niet anders dan à contant en betrekt hem ook niet anders.

Afdeeling Handel heeft ook hiervoor geen kapitaal noodig daar haar den honing alleen ter verwerking en distributie verstrekt wordt. Alleen rekent zij een klein percentage voor hare bemoeiing en werkzaamheden. De afrekening met den leverancier kan dan ook over korten termijn geschieden.

Gaan wij den eersten tijd op deze manier te werk dan scheppen wij een
groot en geregeld afzetgebied en bestaat de mogelijkheid dat ons product gevraagd wordt, evenals alle andere voortbrengselen van land en tuinbouw. Zit ons artikel er een keer „in" dan is misschien de tijd rijp voor het oprichten van een Centrale verwerking en verkoopinrichting waar ook het product van den korfimker door de nieuwste machines tot een volksgebruiksartikel verwerkt en gedistribueerd kan worden. We hebben hierbij een zoo mooi voorbeeld aan onze zuivelindustrie welke ook in breede trekken een dergelijken weg en met succes heeft moeten volgen.

Nu zijn er onder de stadsimkers nog een zekere catagori Imkers welke enkel en alleen voor hun genoegen imkeren. Deze krijgen in een gunstig
jaar soms meer honing dan ze voor eigen gebruik kunnen verorberen. Het
teveel vindt dan zijn weg bij familie, vrinden en kennissen. Voor het meerendeel zijn het echter menschen, welke veel voor organisatie voelen, ze zien dit natuurlijk bij hun bijtjes, en deze zoude ik dan gaarne indeelen bij "Toontje solidair" om hen tot alle medewerking op te wekken en hunne gratis afnemers met een adres bekend te maken waar ze geregeld hun opgewekt gebruik kunnen aanvullen.

Deze manier van werken om het honingvraagstuk op te lossen heeft het voordeel:
1. Dat deze organisatie weinig kost.
2. Dat we eenheid krijgen in prijs, kwaliteit en verpakking.
3. Dat we het Nederlandsch produkt beschermd krijgen en het publiek waar voor zijn geld krijgt.
4. Dat we een groot afzetgebied kunnen bestrijken en een breede schaal van gebruikers kunnen kweeken.
5. Dat de stadsimker zich nog eenige bij-inkomsten kan scheppen en zoodoende zijn inkomen vermeerderen en een paar losse centen krijgt waarmee hij zijne Imkerslusten kan bot vieren, zonder den huiselijken minister van Financiën lastig behoeven te vallen. (Want we weten allen dat dit niet zoo lekker is.)
6. En „last not least" de band tusschen Hoedjes- en Petjesimker inniger wordt.

Hallo, Hoedjes- en Petjesimkers, komt eens uit den hoek en vertel eens of ge in dit systeem perspectief ziet en tot samenwerking bereid zijt.

S. FRANKENHUIS.

NASCHRIFT REDACTIE.
Gaarne geven we deze bijdrage ter overweging. In deze richting is o.i. heel wat te bereiken, zooals ons reeds uit de praktijk is gebleken.
Red.

NASCHRIFT VAN DEN SCHRIJVER.
Sinds ik bovenstaand artikeltje schreef zijn alweer ettelijke maanden verloopen en .... het honingvraaestuk is nog onopgelost. Honingcommissie „waer ziddet ghij"? De nieuwe oogst staat zoo weer voor de deur en de Nederlandsche Imker ziet rijkhalzend uit dat er eens de hand aan den ploeg wordt geslagen.

In dien tusschentijd sprak ik met verschillende „hoedjesimkers" uit diverse groote steden en uit deze gesprekken kon ik opmaken dat het meerendeel hunner er nooit aan gedacht hadden om langs dezen weg hunne clientèle te gerieven en hun bijenliefhebberij productiever te maken. Dit versterkt mij in de meening dat er op deze manier een groot terrein braak ligt.

Ik wil mijne werkwijze nog nader aanvullen en dan voorstellen om gebruik te maken van een menschelijk zwak, wat door heel veel zaken als reclame of propagandamiddel gebruikt wordt om hunne artikelen af te zetten of bekend te maken.
Onze tijd staat in het teeken van de Puzzles, (het heele leven is een Puzzle) prijskampen, wedstrijden met en zonder een „gokje", enz. Welnu laten wij dan ook eens bij onzen honingafzet gebruik maken van de „gok-zucht" onzer Imkers, maar dan een onschuldig „gokje".

Ik zoude dan willen voorstellen dat er óf door onze Vereeniging óf van de winst van afd. Handel een zeker bedrag disponibel werd gesteld voor het uitloven van prijzen aan hem of haar welke in één jaar op boven geschetste wijze den meesten honing van het centrale punt afneemt.

Ook onze „Imkermoêrs" (dames permitteert mij deze „vakterm") zouden aan dezen wedstrijd kunnen deelnemen, want onze vrouwen zijn bij uitstek in de gelegenheid om reclame te maken voor een zoo prima voedingsmiddel als honing voor kinderen, gezonden en ongezonden, ouden van dagen en herstellenden.
Deze prijzen zouden kunnen bestaan in Imkersartikelen en b.v. aan hem of haar die den meesten honing afneemt een honingslinger; de daaropvolgende een bijenkast, enz. De onderlinge wedstrijden welke ik in mijn imkersloopbaan heb meegemaakt, als daar zijn korfvlechtwedstrijden, stalwedstrijden, enz., geven mij de overtuiging dat ieder Imker en Imkeres als om strijd hun best zullen doen om één dier uitgeloofde prijzen machtig te worden. Het wordt dan ook niet beschouwd als een „gokje" maar even als een lintje van hoogerhand, een primeeren van iets goeds in het belang der Imkersamenleving gedaan.

ledere maand zoude er dan in ons maandschrift een opwekkend woord moeten staan met opgave van den stand van zaken, ik bedoel met de hoogste hoeveelheid door een persoon afgenomen.
Vooruit jongens, aan 't werk en den broederband tusschen stads- en plattelandsimker, of als men wil, tusschen amateur- en beroepsimker nauwer aaneengehaald, wat we kunnen door met en voor elkaar werkzaam te zijn.

S. F.