Alley's trap.

(Antwoord aan den Heer E. Rinsma te Rijperkerk, zie Maandschr. Nov. '25.)

Met veel belangstelling las ik het stukje van den heer Rinsma in het Maandschrift, Novembernummer, waarin genoemde heer zijne ervaringen mededeelt met de Koninginneval.
Gaarne wil ik nog iets zeggen aangaande de voorgekomen bezwaren.

1e. Het gebeurde den heer R. dikwijls, dat de zwerm afvloog en de moer niet gevangen werd.
Nu hindert dit in de praktijk niet zooveel; immers de bijen keeren weer in de woning terug en ten slotte loopt de moer toch in de val.
Er zijn echter vallen in den handel, die minder goed en vlug werken dan de oorspronkelijke, geleverd door de firma Wille te Schnitz in Saksen. Iedere afdeeling der val behoort niet hooger te zijn dan ongeveer zes centimeter. De onderafdeeling moet van voren voorzien zijn van staafjeskoninginnerooster, zoogenaamd Herzog-rooster. Dit moet eenigszins schuin omhoog naar voren staan. De moer loopt er dan vanzelf tegen op en bereikt ongemerkt de bovenste afdeeling. Deze behoort goed verlicht te wezen; de moer loopt dan op het licht af omhoog. (onze ondervinding is, dat de moer juist het donker lief heeft Red.) Ook hieraan ontbrak veel bij namaakvallen, die ik zag.

Ik zelf had dit jaar de volgende ervaring. Ik plaatste een val voor een kast, waarop een vrij ver overstekend dak lag. Hierdoor stond de bovenafdeeling der val reeds wat in 't duister. Bovendien hingen er nog overhangende lindetakken over de bijenwoning. Gevolg, dat ook hier de koningin niet direct boven wilde komen. Nadat ik het dak wat achteruit gezet had en de bebladerde lindetakken weggebogen, lukte het den volgenden dag uitstekend.

2e. Het gebeurde den heer R. een paar maal, dat de moer mee uitvloog. Dit kan alleen tot oorzaak hebben, dat de moer erg klein van maaksel was; waarschijnlijk dus een onbevruchte koningin uit een hulpcel afkomstig. Tenminste als de val goed is.
Maar ik gebruik de val alleen, om den voorzwerm in mijn macht te krijgen. Een bevruchte moer daarvan is bij mij nog nooit door het rooster gekropen. Is dit bij u wel het geval geweest, dan raad ik u aan, de val eens grondig te inspecteeren. Wijkt het rooster soms ergens wat verder van het hout af, zoodat een grootere opening gevormd wordt, waardoor de moer passeeren kan?

Na het afvliegen van den voorzwerm gaat de val van de kast af, om de jonge moer gelegenheid te geven op bruiloftsvlucht te gaan. U weet, dat ik - hetzij door verplaatsing der kasten, hetzij door overhangen der broedraten - afkomen van tweede zwermen absoluut verhinder.
Vreest men op de heide nog zwermen, dan zou ik de val laten staan met
opengetrokken middenschuifje. In ieder geval moet men echter zeker zijn, dat een bevruchte moer aanwezig is.

Met de tweelingkast kunt u toch best reizen, mits het vervoermiddel geschikt is. Een vrachtauto is het beste. Nadat de laatste hoofddracht is afgeloopen, neem ik de honingkamer af. Door sluiting van de groote opening in het tusschenschot maak ik er dan twee volkomen gescheiden volken van, die ik ook als zoodanig overwinter. Vroeg in 't voorjaar, als ieder volk ongeveer vier broedraten heeft, vang ik de oude moer uit, geef beide volken dezelfde lucht en zet alle broedraten aaneengesloten bij de jonge moer. De honingraten komen op dit volk in een gewone honingkamer. Ik heb dan weer één zeer sterk volk met veel broed, een jonge moer van 't vorige jaar en al vrij wat honing in de opzet, die weldra met voorjaarsoogst verder gevuld wordt door het ontstane reuzenvolk.

Voor het eigen vlieggat komt weer een blokje als afsluiting; het vlieggat onder in het tusschenschot wordt geopend. Spoedig leert alles weer uit- en invliegen door het vlieggat van de ledige kasthelft, nadat menig bijtje de eerste paar dagen de oude vliegpoort probeert terug te vinden. Goed is, deze met een plank of iets dergelijks voorloopig te maskeeren. Men heeft dan weer den ouden toestand en kan een vroegeren zwerm verwachten van het reuzenvolk.

Met imkergroet en beste wenschen voor verder succes.
Hilversum, November '25
CHR.H.J. RAAD.