Sprokkelingen uit het Buitenland.

door A. OONK te Warnsveld.

JAPAN: De bijenteelt in Japan bevindt zich pas in wording, ofschoon men kan nagaan, dat zij reeds in 644 n. C. beoefend werd. De tegenwoordige moderne bedrijfswijze werd tegelijk met de eerste Italiaansche bijen in 1876 ingevoerd. De statistiek van het jaar 1917 geeft 30489 bijenhouders op met 103811 volken. Het reizen met de bijen komt hoe langer hoe meer in gebruik, omdat hieraan eene bijzondere opmerkzaamheid wordt geschonken. Op de spoorwegen bestaan speciale tarieven voor de imkers.

CANADA: De statistiek der provincie Quebec in Canada vermeldt, dat van de 85000 volken er 93% in lossen bouw zijn. 97% dezer volken waren geheel vrij van ziekten. Er werd in 1922 gemiddeld 36 pond honing geoogst. Het winterverlies aan volken bedroeg iets meer dan 10%. Men dankt deze gunstige cijfers aan de vakschool voor bijenteelt.

EGYPTE: Hier zijn volgens „Bee World" 13900 imkers met rond 293000 volken. Het land importeert honing en exporteert jaarlijks 75-80000 Kg. was, hoofdzakelijk naar Londen.

Honig- en Washandel in Oostenrijk:
Volgens „Bienenvater" werden van 1 Januari tot 30 Juni 1923 naar Oostenrijk ingevoerd:
aan ruwe was 19000 Kg. aan bereide was 2800 Kg. totaal 21800 Kg.; aan honig 252400 Kg. Hiervan leverden Chili 60700 Kg., Hongarije 39700 Kg., Australië 31800 Kg., Duitschland 38400 Kg. (waaronder ook overzeesche honig is), Jugo-Slavië 29300 Kg., Vereenigde Staten van Noord-Amerika 11100 Kg., overig Amerika 26500 Kg.

Uitgevoerd werd in dit halfjaar: aan ruwe was 200 Kg., aan bereide was 6100 Kg., totaal 6300 Kg.
In het eerste halfjaar van 1922 werd 22800 Kg. honig geïmporteerd (totaal werd in 1922 ingevoerd 426600 Kg.). Dit beteekent dus eene toename van het honigverbruik in het afgeloopen halfjaar.