Honingbesluit.

Het honingbesluit is een der kleinste koninklijke besluiten, welke tot dusver ex Art. 14 en 15 der Warenwet zijn afgekondigd. Gelukkig is het ook een van de duidelijkste, waarmee we bedoelen, dat de meeste artikelen voor zich zelf spreken en slechts voor één enkele uitlegging vatbaar zijn.
Nu de honingoogst van 1926 op het punt staat in den handel gebracht te
worden (misschien al gedeeltelijk in den handel gebracht is), is het niet overbodig nog eens even weer te wijzen op de enkele voorschriften, die de honingverkooper (hetzij iemker, dus producent, of wederverkooper) moet in acht nemen.

In de eerste plaats, wat betreft het artikel zelf:
De honing moet natuurlijk onvervalscht zijn. Onder vervalsching wordt zoowel verstaan toevoeging van vreemde bestanddeelen als aardappelsiroop, suikeroplossing, kunsthoning, enz., als toevoeging van water; goed gerijpte en verzegelde honing bevat ongeveer 18 à 24% water; het watergehalte mag niet hooger zijn dan 25%; elke kleine watertoevoeging zou dus direct worden ontdekt bij het scheikundig onderzoek. Verder moet de honing in deugdelijken toestand verkeeren.

Om dit te constateeren, moet de iemker zijn oogen, neus en mond in functie laten treden. Door zijn oogen te gebruiken (en goed s.v.p.) kan men zien, of de honing beschimmeld is. Slingerhoning schimmelt zelden of nooit, pershoning wel eens een enkele keer; schimmel doet zich voor als een witachtige, grauwachtige of groenachtige overgroeiing aan de oppervlakte. Insgelijks kan op het gezicht worden geconstateerd, of de honing soms ook bijenbroed, bijen of fragmenten (deelen) hiervan bevat; deze bestanddeelen mogen slechts in uiterst geringe hoeveelheid aanwezig zijn. Ondergeteekende heeft eens een bijenhouder „bijgewoond", die niet verder keek dan zijn neus lang was, die het onderste uit de kan wilde hebben en die midden in den zomer de ramen van de broedkamers uitslingerde, met het gevolg dat de slingerhoning duizenden eitjes en larfjes bevatte. Toen ik hem hierop attent maakte, was zijn antwoord: „Het komt midden in den zomer, als de 1 koningin druk aan de leg is, niet op wat eitjes of wat jonge larfjes aan".

De honing, door dezen iemker op dusdanige wijze gewonnen, zou zeer zeker niet voldoen aan de eischen van het Honingbesluit.
Heeft de koningin onverhoopt in de honingkamer eieren gedeponeerd, dan moet de daaruit geslingerde honing, indien deze eieren en larven bevat, goed gezeefd worden. Het is bovendien altijd gewenscht de slingerhoning te zeeven; verleden jaar werd op een tentoonstelling te Enschede door een iemker ongezeefde slingerhoning uitgestald, die zooveel kleine wasdeeltjes en andere partikeltjes bevatte, dat de waar er bepaald onooglijk uitzag en daardoor dan ook niet voor een prijs in aanmerking kwam. Pershoning kan, wanneer uit de te persen raten niet vooraf het nog aanwezige broed verwijderd is, ook larven en fragmenten van jonge bijen bevatten, die door de gaatjes van de zeefdoek passeeren. Bovendien is pershoning die veel uitgeperst broed bevat, zeer spoedig aan bederf onderhevig.

De honing moet verder normaal van geur, reuk en smaak zijn; hier komen de reuk- en smaakzenuwen dus in functie. Een gistige, zure reuk wordt al heel gemakkelijk geconstateerd (komt vooral voor bij pershoning). Ruikt de honing gistig en/of zuur, dan is de smaak meestal ook abnormaal. Deze afwijkingen kunnen door verschillende oorzaken optreden. Zooals boven reeds gezegd is, wordt pershoning, waar het broed niet voldoende uit verwijderd is, spoedig zuur en gistig; ook gaat zulke pershoning gauw schimmellen.

Een tweede oorzaak kan liggen in het niet voldoende betrachten der zindelijkheid bij de honingsoogst. Een niet goed schoongemaakte honingpers of perszak, een onvoldoende gereinigde honingslinger, vuile honingbussen of honingflacons, dit alles kan de honing spoedig zuur en gistig doen worden. Onrijpe, pas opgelegde en nog niet verzegelde honing, welke wat meer water bevat dan rijpe verzegelde honing, wil ook wel eens gaan gisten; het zelfde kan geschieden wanneer honingraten, die niet geheel verzegeld zijn, of honing, welke zich bevindt in ongesloten vaatwerk, in een kelder worden opgeslagen.

Kelders zijn meestal vochtig, honing trekt water aan; het is verrassend te zien hoe spoedig een niet verzegelde honingraat, welke in een kelder wordt geplaatst, druipt van de daaruit loopende honing. Doordat n.l. de honing aantrekt, vermeerdert het volume (de inhoud), de cellen kunnen de vermeerderde hoeveelheid honing plus water niet meer bevatten en loopen over. De honing wordt dus door het aangetrokken water verdund; verdunde honing gaat gisten en zuur worden, omdat de gistcellen en de bacteriën, welke dit bederf veroorzaken, een goeden voedingsbodem vinden in de verdunde, veel water bevattende honing. In de onverdunde honing, die hoogstens 25% water bevat, kunnen deze bacteriën en gistcellen zich echter niet vermeerderen, vandaar dat rijpe slingerhoning, bewaard in goed gesloten vaatwerk eigenlijk gedurende onbepaalden tijd goed blijft.

Hoe weinig een enkele keer iemkers hun reuk- en smaakorgaan in functie laten treden bij de beoordeling van hun eigen product, bleek op een tentoonstelling te Oldenzaal in 1925, waar een iemker pershoning had ingezonden, verpakt in flacons met schroefsluiting, welke honing echter dermate gistig en zuur was, dat reeds den eersten dag de honing aan alle kanten de flesschen uitborrelde en door de Keuringsdienst van Waren de geheele uitgestalde partij in beslag genomen moest worden. Twijfelt men over de zuurgraad van zijn honing, welnu, biedt deze even ter onderzoek aan bij den Keuringsdienst van Waren. Aan het einde van dit artikeltje bevindt zich een lijst van de adressen dezer Keuringsdiensten.

Tenslotte betreffende de samenstelling der honing nog dit: Honing, welke verwarmd is geweest boven 75° Celsius, heeft een andere samenstelling dan onverhitte honing. In de honing is n.l. aanwezig diastase, ook wel genoemd diastatische fermenten, stoffen, die tot eigenschap hebben zetmeel te kunnen omzetten in dextrine en suiker. Wordt honing verhit boven 75° C. dan ontleedt deze diastase; de afwezigheid van diastase in verhitte honing kan langs scheikundigen weg worden nagegaan. Is diastase afwezig, dan mag de honing alleen onder den naam verhitte honing verkocht worden. Heeft men dus honing verwarmd, bijv. om uitgekristalliseerde slingerhoning weer een beter (??) uiterlijk te geven en is deze verwarming wat hoog geweest, dan doet men weer goed even een kleine hoeveelheid op te zenden aan den Keuringsdienst van Waren, met de vraag of de diastase nog aanwezig is en de honing dus nog zonder de aanduiding "verhit" verkocht mag worden.

Nu nog iets over de etiketteering :
Men mag voor zuivere onvervalschte honing gebruiken de namen: honing (of honig), bijenhoning. bloemenhoning, al of niet voorafgegaan door de naam der plant, die in hoofdzaak de nectar geleverd heeft, bijv. lindehoning, klaverhoning enz., of voorafgegaan door een woord, dat de wijze van bewerking aanduidt, bijv. slingerhoning, pershoning, lekhoning, of voorafgegaan door een woord, dat de geographische herkomst aanduidt. Ik zou, wat dit laatste betreft, den iemkers willen aanraden, voor honing hier te lande gewonnen, altijd den naam Nederlandsche Honing te gebruiken.

Het honingbesluit schrijft voor, dat op de etiketten van de verpakking, waarin de honing aan den verbruiker wordt afgeleverd, de naam van het artikel moet zijn aangebracht in hooddrukletters van ten minste 1 m.M. dik, bijv. aldus:


In winkels, op markten of eenige andere voor het publiek toegankelijke plaats, moet alle honing die niet verpakt is, dus zich bijv. bevindt in emmers, of in ander vaatwerk, dat in het bezit van den verkooper blijft, zijn voorzien van een opschrift, aangevende den juisten naam (bijv. raathoning of pershoning), bestaande uit latijnsche hooddrukletters van tenminste 2 centimeter hoog. Dit opschrift moet op de verpakking of onmiddellijk boven de waar zijn aangebracht.

Dit zijn de voornaamste bepalingen van het honingbesluit. In het volgende no. hoop ik nog iets mede te deelen over de temperatuur en de duur der verhitting, waarbij de diastase verdwijnt en waarbij dus de aanduiding verhitte honing moet zijn aangebracht.

De iemkers, die het op prijs stellen dit honingbesluit in bezit te hebben, kunnen een exemplaar hiervan onder den titel van: Honingbesluit, besluit van 7 Augustus 1925 (Stbld. no. 352) tegen den prijs van ƒ 0.20 à ƒ 0.25 op elk postkantoor bestellen.

de B. te E.

Lijst van adressen der Keuringsdiensten:
1. Provinciale Keuringsdienst van Waren te Leeuwarden, voor de geheele provincie Friesland;
2. Provinciale Keuringsdienst van Waren te Groningen, voor de geheele provincie Groningen;
3. Provinciale Keuringsdienst van Waren te Assen, voor de geheele provincie Drenthe;
4. Keuringsdienst van Waren te Enschede, voor alle gemeenten in Twente;
5. Keuringsdienst van Waren te Zwolle, voor alle overige gemeenten van Overijssel;
6. Keuringsdienst van Waren te Zutfen, in alle gemeenten in Noord-Gelderland, van de Zuiderzee tot de Duitsche grens;
7. Keuringsdienst van Waren te Arnhem, voor alle gemeenten in midden Gelderland, vanaf Ede tot de Duitsche grens;
8. Keuringsdienst van Waren te Nijmegen, voor alle gemeenten in de Betuwe, een 15-tal gemeenten in Noord-Oost Brabant en de 4 Noordelijkste gemeenten van Limburg;
9. Keuringsdienst van Waren te Maastricht, voor alle gemeenten in Zuid-Limburg tot en met Kessel;
10. Keuringsdienst van Waren te Eindhoven, voor alle gemeenten in Zuid-Oost N. Brabant plus eenige gemeenten in Limburg, van Venray tot Venlo;
11. Keuringsdienst van Waren te 's Hertogenbosch, voor de gemeenten in
midden Noord-Brabant, van Tilburg tot Herpen.
12. Keuringsdienst van Waren te Breda, voor alle gemeenten in het Westelijk deel van Noord-Brabant tot en met Baarle-Nassau en Almkerk;
13. Keuringsdienst van Waren te Goes, voor geheel Zeeland;
14. Keuringsdienst van Waren te Dordrecht, voor alle gemeenten in het Zuidelijk deel van Zuid-Holland, van Ouddorp tot Leerdam;
15. Keuringsdienst van Waren te Rotterdam, voor de gemeenten rond Rotterdam van Rockanje tot Schoonhoven;
16. Keuringsdienst van Waren te 's-Gravenhage, voor de gemeenten rond
's Gravenhage, Delft en Gouda;
17. Keuringsdienst van Waren te Leiden, voor de gemeenten in het Noordelijk deel van Zuid-Holland;
18. Keuringsdienst van Waren te Utrecht, voor alle gemeenten in de provincie Utrecht, plus Nijkerk, Hoevelaken en Barneveld;
19. Keuringsdienst van Waren te Amsterdam, voor alle gemeenten rond Amsterdam en Hilversum;
20. Keuringsdienst van Waren te Haarlem, voor alle gemeenten rond Haarlem, tot Zaandam en Uitgeest;
21. Keuringsdienst van Waren te Alkmaar, voor alle gemeenten van het Noordelijk deel van Noord-Holland vanaf Purmerend en Castricum.