De Bijendans.

Prof. Karl von Frisch schrijft in zijn werk „die Sprache der Bienen anno 1923": bij mijn onderzoekingen over de zintuigen der bijen scheen het mij toe, dat deze insecten op een eigenaardige wijze elkaar mededeelingen doen. Nauwkeurige verdere waarnemingen deden mij zien, dat een soort dans de bijen gebruiken om elkaar berichten over te brengen. Aanvankelijk vond ik hierover niets vermeld in de literatuur, totdat ik Unhoek's Anleitung zur wahren Kenntnis und zweckmäszigsten Behandlung der Bienen anno 1823 in handen kreeg.

Hierin staat op bldz. 115.
„Het zal velen belachelijk, ja zelfs ongeloofelijk toeschijnen, dat ook bijen onder elkaar soms pret maken en op hun wijze een soort dans uitvoeren, ik zag dit meermalen en iedereen, die een bijenkast met glazen wanden heeft, kan er zich van overtuigen. Eén enkele bij dringt zich tusschen 3 of 4 bijen, die rustig staan, buigt de kop naar den bodem, spreidt zijn vleugels uit en siddert een oogenblik met een opgericht achterlijf. De naaststaande bijen doen nu het zelfde, brengen de kop op den bodem, eindelijk draaien zij met elkaar in een halve cirkel, eerst rechts daarna links en voeren daarna een rondedans uit. De onruststoker loopt nu weg, naar een andere plaats waar bijen rustig zitten. Het zelfde spel wordt herhaald, het kopbuigen, het gemeenschappelijk rechts en links draaien en de rondedans. Wij kunnen dit 4 tot 5 maal toe op verschillende gedeelten van de kast achter elkaar zien.
Ik heb dit dansen meerdere bijenvrienden laten zien, die er verwonderd over waren en er hartelijk om lachen moesten. Het is alleen te zien bij een krachtig volk, als het goed weer is voor de bijen."

Unhoek wist blijkbaar niet, dat dit bijenballet reeds 35 jaar vroeger (1788) door E. Spitzner niet slechts gezien was, maar zelfs beschreven werd. Op bldz. 102 van 't boek van E. Spitzner, Ausführliche Beschreibung der Korbbienenzucht 1788 staat: wanneer een bij ergens een nectarbron vindt, maakt hij dit bij zijn thuiskomst op een bijzondere wijze aan de andere bijen kenbaar, zij danst vroolijk voor zijn makkers op en neer, zonder twijfel om de nectargeur kenbaar te maken, want verlaat zij de korf, dan volgen vele andere bijen haar na.
Ik heb dit gezien door wat honing neer te leggen, verwijderd van de korf en er 2 bijen bij te brengen. Na weinige minuten was deze vondst bekend gemaakt en kwamen er vele bijen op af.

Unhoek gaf een goede beschrijving; Spitzner de juiste verklaring. Deze waarnemingen zijn in het vergeetboek geraakt en worden in geen enkel van de nieuwe handboeken meer vermeld.

Hier kan niet verder op het boek van prof. V. Frisch worden ingegaan, belangstellenden kunnen het opvragen aan de Bibliotheek. Alleen wordt hier nog een nieuw gezichtspunt, door Sladen aangegeven, de aandacht gevestigd. Het snelle slaan met de vleugels met opgericht achterlijf oefent onder bepaalde omstandigheden een aanlokkende invloed uit op de andere bijen. Er worrdt dan op de rugzijde van het achterlijf een uitstulpbaar zakje naar buiten geperst, waaruit een zelfs voor menschen merkbare reuk komt. Het slaan met de vleugels dient om die reuk te verspreiden. Deze reuk is het attentie signaal. Prof. V. Frisch is onafhankelijk van Sladen tot dezelfde conclusie gekomen.

Febr. 1923, v. R.

NASCHRIFT REDACTIE.
Bovenstaand artikeltje wacht reeds op plaatsing sinds Febr. 1923. Wij meenen, dat over „de taal der bijen" nadien door von Frisch rectificaties zijn aangebracht, maar kunnen helaas deze rectificaties niet meer thuisbrengen.
Eén van onze lezers (essen) misschien?
Red.