Ingezonden.


Geachte Redactie.
Met deze wilde ondergeteekende de aandacht vestigen op een ergerlijken
toestand, (verricht door wellicht één enkele imker) in het imkersbedrijf.
Dezer dagen liep o.g. in de stad zijner woonplaats en zag in een der
etalages van een winkel een schotel met raathonig, met daarachter een éénraamskastje met levende bijen, 't welk diende voor reclame en zoodoende het publiek moest trekken.

Nu is reclame maken op zichzelf toe te juichen, want daar waren alle imkers wel bij gebaat, doch laat men zulks dan niet op zoo'n barbaarsche wijze doen door de bijtjes, welke ons van de kostelijke nectar voorzien, op een dergelijke manier af te maken. Zijn ze niet meer noodig? Welnu zet er de zwavellap in, dan zijn zij ineens weg, hoewel o.g. geen voorstander is van deze afmaakmethode, doch is dat nog beter dan deze marteldood.

Genoemd reclamekastje was voorzien van firmanaam en naam der bijenstand en van binnen met een broedraam met uitloopend broed. Waarschijnlijk bevonden er zich ook nog wel eitjes en larven in de raat, doch dit kon o.g. niet waarnemen. De bijen konden niet uitvliegen en hadden al drie dagen opgesloten gezeten. Iederen dag ging o.g. even kijken en kon hij waarnemen dat de bijen bij den dag minder in aantal werden en doode bijen zich steeds ophoopten op den bodem van genoemd kastje, zoodat de derde dag zich al een paar centimeters hoog, doode bijen hadden opgestapeld, en de nog levende bijen het broed in den steek lieten, waarin de uitloopende bijen met de koppen buiten de cellen hingen en van de koude waren omgekomen.

O.g. vond het toen welletjes, en verzocht den winkelier genoemd kastje uit zijn etalage te verwijderen 't welk deze na eenig gepraat ten slotte deed met de verontschuldiging, dat hij maar leek was, doch dat de honing-firma zulks niet moest doen, want hij was niet de eenigste die met genoemd kastje reclame maakte, dus dat geschiedt in meerdere plaatsen?

Ik vraag mij af? Is dat de dank aan onze bijen, hebben zij zulks verdiend na zooveel arbeid? Wij hebben toch niet alleen de winst op 'toog, maar zijn ook verplicht het gevoel te laten spreken.
O.g. heeft zijn bijen lief, al klinkt dit misschien wat vreemd, en hij ziet er meer in dan een honing- en wasfabriek. Moge bovenstaande er toe bijdragen dergelijke toestanden te doen opheffen. Met dank voor de verleende plaatsruimte.

Utrecht,
R. TER BURG.

NASCHRIFT REDACTIE.
Wij danken dhr. ter Burg ten zeerste, dat hij op deze toestanden de aandacht vestigt, toestanden, welke meer voorkomen, dan men wellicht vermoed en die ons ook steeds ergerden.
Met hem hopen wij, dat mede door zijn artikel een einde zal komen aan deze averechtsche bijenhouderij en wreede reclame.
J.A. J.