Mijne bedrijfswijze.

door R. Tukker, Ossendrecht

I.

Menigmaal werd mij gevraagd waarom ik nooit meer in 't Maandschrift schreef. Welnu, ik zal trachten in enkele stukjes mijne bedrijfswijze uiteen te zetten, in de hoop, dat er mogen zijn die er hun voordeel mee kunnen doen. Vooraf echter moet ik een kleine beschrijving geven van de kast welke ik gebruik. Deze bestaat uit: bodem, broedruim met 8 of 9 ramen, een bovenbak of honigruim met 8 ramen, dekplankje in tweeën en een deksel. De eigenlijke kast staat los op den bodem, waardoor het zeer gemakkelijk is de kast op te lichten om in één oogopslag te zien hoe het met het volk staat: wat dit waard is weet alleen hij, die eenige ervaring daarmede heeft opgedaan.

Dit weet ook de rondekorfimker en daarom ook kan hij zich maar zoo gemakkelijk niet met de behandeling van kasten vereenigen; want wat ziet men bij een kast? Als men het dekkleedje lostrekt, (dekplankjes
kent men nog niet) komen de bijen in een goed volk bij hoopen te voorschijn en men weet niet hoe spoedig men rook zal geven om ze te kalmeeren; wat ziet men nu, niets anders dan de bovenlatten met tusschen deze bijen en raten, op zijn best kan men nog verzegelde honing zien, tenminste als die er nog is.

Hoe geheel anders als men van onder het volk bezien kan, dan ziet men in het broednest, zoogenaamd de werkplaats; men ziet met één oogopslag of er veel volk is, of ze bouwen, of ze grof of fijn werk maken, of er moerdoppen zijn, d.w.z. zwermlust is, in één woord, alles wat de imker gaarne weet of dient te weten. 't Bezien van onderen is tijdbesparing, want in een minimum van tijd kan men een aantal volken nazien om te constateeren wat er aan te doen is; dit moet men goed onthouden want het zal in het verdere van dit schrijven nog wel te pas komen.

Wij beginnen dan met het voorjaar; wij reizen gewoonlijk in 't laatst van Maart, of indien het voorjaar koud is en bij gevolg de bloemen laat, begin April naar Zeeland, waar de kruisbessen de eersten nectar geven. Op een wagen met veeren worden ongeveer 40 of 50 kasten geladen en deze goed vastgebonden, zoodat ze niet kunnen stooten of schudden. Het gaat gewoonlijk stappend, doch ook wel eens in een draf. Gewoonlijk komen wij in den namiddag aan en dan is het parool spoedig afladen en op de plaats zetten. Is dit gebeurd dan alle kasten goed d.w.z. (waterpas) zetten; is dit klaar, dan zoo spoedig mogelijk de vlieggaten openen. Is er nu nog tijd dan doen wij de beugels af en de zaak is klaar.

Is het weer nu in de eerste dagen goed dan gaan wij na een dag of 8 of 10 eens zien hoe ze 't maken. Enkelen zien we eens van onderen na en dan weten we meestal genoeg hoe het er mede is; mochten we er soms aantreffen die geen voorraad genoeg hebben, dan nemen we uit een volk dat nog veel voorraad heeft een raampje met honig en geven dit aan de behoeftige. Ik heb gezegd enkelen. Waarom niet allen? Omdat ik wel uit het geziene kan concludeeren hoe 't met de anderen is.

Na 8 of 10 dagen of somtijds nog langeren tijd gaan we wederom eens zien hoe het staat met de zaak. We vinden alles in orde en behoeven er niets aan te doen dan even nazien. Zoo gaat het gewoonlijk, doch een enkele maal ook wel eens anders, en dan is er meer aan te doen b.v. er zijn er bij die niet voldoende voedsel hebben, ja, zelfs die flauw zitten van gebrek; gewoonlijk gebeurt dit niet doch bij hooge uitzondering kan het voorkomen, vooral als het kleine volkjes zijn; dan is het eerste werk om dit volkje vooral lauwwarm voedsel toe te dienen, het beste is wat suikeroplossing; na eenigen tijd zal dit volkje weer opleven en nu gauw een raampje met verzegelde én ook liefst veel versche honig.

Het kan ook gebeuren dat somtijds enkele volken zoover zijn dat 't wenschelijk is ze een raampje met zooveel mogelijk rijp broed af te nemen en dit aan een ander, minder, ontwikkeld te geven; ik geef dit niet aan de minste maar aan een volk dat minder ramen bezit dan het broedruim groot is; een heel klein volkje zou zoo'n raam broed niet warm kunnen houden, en er zou van dit broed veel afsterven, in plaats van vóór- zouden wij dit volkje achteruit helpen. 't Is ook niet gelijk waar men dit raam plaatst; 't moet op de warmste plaats in de woning komen, liefst in 't midden van 't broednest juist daar wordt het goed verzorgd.
(Wordt vervolgd.)