Werkteekeningen Bijenkasten.

Mede-Imkers:
In het kort verslag van de H.B.Verg. op 5 Juli l.l. staat: De Heer Versteeg wenscht werkteekeningen enz.
Een nadeel is het van korte verslagen, dat men vaak geen juist beeld krijgt van hetgeen inderdaad behandeld is. Tot goed begrip omtrent de aanleiding van deze wensch moet ik u eerst een en ander mededeelen.

Reeds vele jaren bracht ik mijn volken (n.l. de oude moers) naar een oude korfimker, die ± 3/4 uur gaans van mijn bijenstand woonde. Ik deed dit om het terugvliegen naar de winterkorf te voorkomen. Bij deze oude moersvolken waren er, die in kasten ondergebracht waren.
Deze kasten nu hadden steeds de belangstelling van den korfimker en nog meer van zijn zoon, die ook bijen hield, en tevens een geschoold timmerman is. Het duurde dan ook niet lang, of de zoon maakte een kast naar mijn kasten, welke waren Simplex. Toen hij er mee bezig was, vond Vader het zoo mooi, dat hij er ook een voor hem moest maken. „Hie wol 't ook is met 'n kaste probeeren." De proef is blijkbaar goed uitgevallen, want ieder jaar moet de zoon weer aan het kasten maken. Mijn volken dan, die ik bij den korfimker had staan, bracht ik niet weer naar mijn stal, maar bracht ze van daar naar de heide. Dit ging gezamelijk met de volken van den korfimker, die van zijn zoon en van diens vriend, eveneens een timmerman, die ook zijn kasten zelf gemaakt had.

Nu bleek het op de heide, dat een kastvolk van den zoon niet in orde was. Om het weer in goede staat te krijgen, was het noodig een raam uit de kast van zijn collega in de zijne te hangen. Toen men dit ten uitvoer wilde brengen, bleek dat dit niet ging, omdat het raampje niet in de andere kast paste, al was dit dan ook met een klein verschil en alzoo kon deze zoo noodige verwisseling niet plaats vinden.
Nu ontstond er onder de twee timmerlieden (zoo zal ik ze nu maar noemen) een gesprek, dat hoofdzakelijk ging over de vraag (ieder had een Simplex nagemaakt) wie of de juiste maat aangehouden had.
Ze stelden mij de vraag waar of de juiste maten te krijgen waren, waarop ik zeide dit niet te weten, en hieraan toevoegend dat door mij meermalen afwijkingen van eenige millimeters bij kasten van verschillende fabrikaten was geconstateerd, wat juist voldoende was, om handelingen zooals de beide timmerlieden wilden, te doen mislukken. Ik beloofde hun moeite te doen om de juiste maten te krijgen.

Dit nu mede-imkers was oorzaak, dat ik op bovengenoemde vergadering bij de rondvraag aan den Voorzitter vroeg: „Zijn er ook in het archief der Vereeniging teekeningen waarop de juiste maten voorkomen van diverse bijenkasten en welke zouden kunnen dienen als leiddraad voor den zelf aanmaak van kasten?"
De Voorzitter antwoordde hierop ontkennend. Hierna bracht ik naar voren, dat het aanwezig zijn van bedoelde teekeningen toch zeer nuttig zou zijn, erbij voegende dat het voor een vaste bouwimker, die het werken met een kast eens wil probeeren, doch de kasten zelf moet maken, (zooals hij ook de korven doet) dit eerder zal doen met de wetenschap dat duidelijke werkteekeningen te zijner beschikking liggen.

Deze gedachte vond instemming bij de aanwezige H.B.-leden. Mij werd gevraagd of ik mij hiermede wilde belasten, wat ik aannam. Nu moet ik eerlijk bekennen, had ik geweten dat deze schijnbaar eenvoudige opdracht mij zooveel werk had bezorgd, dat ik het niet zoo maar dadelijk had aanvaard, al hoewel ik voor een beetje werk voor de Bijenteelt niet terugdeins. Bij de uitvoering kwamen zooveel factoren te voorschijn, die men bij een oppervlakkige beschouwing niet ziet en er dus ook niet aan denkt. Doch ik had het eerlijk aangenomen en moest dus aan het werk.

Eén geluk had ik al dadelijk, dat ik den hier ter plaats zeer gunstig bekend staanden Architect den Heer J.A. Heuvelink bereid vond de teekeningen te maken, waarvan de voornaamste voorwaarde was, dat ze zoo gemakkelijk mogelijk leesbaar moesten zijn. Ja zelfs zóó, dat ze te begrijpen waren voor menschen, die eigenlijk nog nooit naar een teekening gewerkt hadden. Ik wist wel dat de Heer heuvelink, die ik al jaren lang ken, dus ook zijn prestatie's, hiertegen geen bezwaar zou maken. En nu komt wat, waar ik niet aan gedacht had en lastig was en wel dit, dat de Heer Heuvelink geen flauw benul had van bijnteelt, evenzoo was het gesteld met zijn teekenaars. Hij wist zelfs niet bij benadering welke eisenen bijen aan hare woning stellen, waarin zij zich behaagelijk thuis gevoelen en een goede oogst in te erwachten is.

Wij hebben echter vele besprekingen met bekwame imkers over verschillende kasten gevoerd. De Heer Heuvelink was dan steeds aanwezig en maakte zich van de genoemde en voor dit doel ontbrekende kennis in korten tijd meester en wij konden nu beginnen.
Mijn plan was de Simplex-kast te teekenen. Ik wist dat onder gebruikers van deze kasten er velen waren, die naar hun inzicht een verandering of verbetering hadden aangebracht, de eene het dak of deksel, de andere de vliegplank, de derde de voederinrichting enz. enz.

Daarom wilde ik niet op eigen compas varen, maar ook de meening hieromtrent van mede-imkers inwinnen. Om deze reden plaatste ik een verzoek in het Maandschrift van Sept. 1926 om hen, die iets veranderd hadden aan Simplexkasten en wat hun inziens een verbetering zou zijn, daarvan mededeeling te doen, zoo mogelijk toegelicht met schetsen. Velen hebben hieraan gevolg gegeven, sommigen zelfs met uitgebreide beschrijvingen en toegelicht met schetsen. Ik kreeg hierdoor de overtuiging, dat de belanstelling grooter was dan ik vermoedde. Ook deze daden van saamhoorigheid had ik niet verwacht. Veel bijenhouders toch, dat heb ik meermalen ondervonden, voelen er niets voor en doen niet de minste moeite of werk er aan, als zoo iets gesteund moet worden, zien eerst graag den kat uit den boom en laten z.g. Joppe maar zorgen. Ik zal maar aannemen dat dit komt doordat het bijenhouden meestal niet het hoofdbedrijf is, maar meermalen een bijbedrijf of liefhebberij. Maar hoe het ook zij, wij gaan blijkbaar op dit punt vooruit en breng hulde en dank aan deze stille medewerkers, welke mij in mijn poging gesteund hebben.

In het bezit nu van al deze gegevens, hield ik besprekingen met verschillende ervaren kast-imkers en vooraanstaande mannen op bijenteeltgebied. Hunne namen zal ik niet noemen om het gevaar te ontwijken er één te vergeten. Eén wil ik echter noemen en wel onzen gewaardeerden ijverigen Secretaris den Heer Joustra, die zich veel tijd en moeite voor deze zaak gegeven heeft. Met dezen Heer is het een genoegen om op dit gebied samen te werken, blijft niet star op een standpunt staan, maar beziet het voor of tegen van alle kanten en komt dan met een conclusie naar voren.

Zoo is het dan ook verder gegaan, bij alles is lang stil gestaan, gewikt en gewogen en het naar meening meest goede genomen en zoo is tot stand gekomen de V.S. (Veranderde Simplexkast.)
Ik zou te uitgebreid worden, wanneer ik deze kast hier geheel zou beschrijven, de Heer Heuvelink zal dit wel doen in verband met de teekeningen. Iets wil ik er wel van zeggen en wel dit:
Men was het er algemeen over eens, dat de onderste buitenromp van de Simplexkast te hoog was, wat lastig was om een door de bijen vastgekitte honingkamer los te maken, omdat men niet horizontaal met een mes of iets dergelijks tusschen de draagvlakken van broed- en honingkamer kan komen, om deze dan los te wrikken.
Dit was te veranderen door inplaats van 2 buitenringen er 3 te nemen. De ringhoogte wordt hierdoor aanmerkelijk minder en is het euvel hierboven genoemd al opgeheven. Door deze verandering zijn echter nog meer voordeelen bereikt. De lastige eigenschap van het hout n.l. het rekken en krimpen, laat zijn nadeelige gevolgen in de smallere plankjes, waaruit de 3 rompen zijn samengesteld niet zoo zien als in de breedere, waaruit de 2 rompen zijn gemaakt.

De totale hoogte van de kast kon door deze 3 ringen gemakkelijk 3 c.M. hooger worden. Dit is gedaan om wannner men 2 honingkamers boven elkaar wil plaatsen, op de bovenste kamer voldoende ruimte aanwezig is voor dekmateriaal. Door in een van de ringen, middelste, een vlieggelegenheid te maken, is een seperator niet noodig en vervalt deze. Die niet separeeren wil, maakt er natuurlijk geen vlieggelegenheid in, of stopt ze dicht met kurkjes, (het zijn 4 stuks ronde gaatjes). (Wie, zooals bij de bestaande Simplexseparator mogelijk is, 3 reserve volkjes boven het broedruim wil overwinteren, make slechts 3 gaatjes, wat verder uiteengezet.)
Zooals u dus leest zijn er met de 3 ringen 3 verbeteringen aangebracht.

Ook be bodem is van geheel andere constructie, deze kan geheel uitgenomen worden, zonder de bijen in 't minst te storen. Door een kleine uitneming kan deze dienen als reisraam volgens hetzelfde beginsel als een doek onder een korf. Door omdraaiing der bodem krijgt men een pracht voedergelegenheid, doelmatig voerbakje zorgt voor kleine (drijf) en groote hoeveelheden (voorraad) voeren. Aan deze bodem is bevestigd een breede vliegplank, (welke niet aanwezig is bij gewone Simplex). Deze vliegplank dient tevens voor afsluiting van de vliegopening. De afsluiting kan geschieden zonder de bijen dood te drukken, hetgeen niet gezegd kan worden van de gewone Simplex. Ieder Simplex kast-imker kent wel het dof knarsend geluid, wanneer de vliegopening gesloten wordt en men succesloos getracht heeft, de bijen geheel naar binnen te rooken, wat voorkomt als een volk wat onrustig is.
Het brengt nu wel geen nadeel dat op die wijze eenige bijen van een volk overstuur gaan, maar bij het hooren van bedoeld geluid, ontstaat bij een recht-geaard imker een onaangenaam gevoel.

Wanneer kasten vervoerd moeten worden, moeten ze vastgebonden worden;
meestal gebruikt men hiervoor touw. Als altijd goed touw bij de hand is, is dit geen bezwaar, maar toch speelt de rek die in alle touw zit althans in dat, wat niet dagelijks gebruikt wordt, parten. Dit nu heb ik ook ondervangen door een sluiting toe te passen van 2 staafjes 6 mM. rond ijzer, dus zoo dik als een griffel ongeveer, voorzien van schroefdraad en 2 vleugelmoertjes.
De kast kan hiermede onwrikbaar vast gesloten worden, in veel minder tijd dan met touw, men kan dan met de kast gooien en smijten zoo men wil, kapot gaan kan hij dan wel, doch de sluiting laat niet los.

Wie nu nog meer van de V.S.kast wil weten, bestelle de teekeningen. Ik meende aanvankelijk dat ik mij nu voldoende aan mijn belofte om teekeningen te maken, had gehouden. Er was echter ingekomen van de genoemde stille medewerkers een beschrijving van een kast met schetsen, die bizonder onze belangstelling had. Wij verzochten of het mogelijk was, om een kast volgens deze beschrijving te zenden en hieraan werd voldaan. Wat wij verwacht hadden kwam uit, de kast was een product dat de kenteekenen droeg, gemaakt te zijn door iemand, die niet veel meer gereedschap heeft dan een hamer, beitel, schaaf en zaag, deze drie laatste gereedschappen voldoende scherp houdt, een plank haaks kan afzagen en een spijker zoodanig kan slaan, dat hij zijn volle dienst doet. Ieder die deze kundigheden dan ook mist, moet niet probeeren een kast te maken. Deze kast leek mij nu bizonder
geschikt om zelf te maken. Aan te bevelen zou het zijn, dat de plankjes voor de rompen waaraan profielen voorkomen bij Afd. Handel te verkrijgen waren, daar velen niet beschikken over profiel-schaven.

Ik heb aan die kast wijzigingen gebracht en teekeningen gemaakt en heb ze genoemd de H.C.V.-kast. De voor- en achterzijde is dubbelwandig, de zijkanten niet, losse bodem, waaronder voederkleedje; vliegplank en sluiting zooals bij de V.S.kast. Ook kan men met deze kast separeeren. Men heeft dan enkel aan te schaffen een z.g. stukje horrengaas (zonder houten raam) en een dekkleedje, wat net past op de broedkamer. Bij de V.S.kast is dit niet noodig, daar dient het Reisraam eveneens bij het separeeren. Ook past in de V.S.-kast al het binnenwerk van de gewone Simplex en in de H.C.V.-kast de ramen van de Simplex. De zijlatjes van de ramen zijn iets zwaarder genomen. Dit is gedaan om minder te doen doorbuigen bij het spannen der raatdraden. De buitenmaat ramen heeft hierdoor geen verandering ondergaan.

Voor verdere kennismaking vrage men ook de teekeningen, waarbij door den Heer Heuvelink nog beschrijvingen zijn gevoegd. De kasten zijn nu nog niet geverfd, het goed geverfd zijn, verhoogt belangrijk den z.g. levensduur en kan door een goede kleurenkeuze de netheid van een bijenstand belangrijk doen toenemen.
Om hieraan ook eenige voorlichting te geven, verzocht ik den Heer H. de Widt, leeraar aan de Nijverheidsschool alhier, om hier een en ander over te zeggen waartoe ZEU. bereid was. Genoemde Heer herdacht zijn 25-jarig jubileum als zoodanig aan die school, een bewijs dus, dat de gegevens niet komen van iemand die pas begint.

En nu tot slot: Aanmerkingen zullen wel niet uitblijven, men zij hier echter zoo beperkt mogelijk mede. Hij, die b.v. denkt dat een plat dak beter is dan een schuin, of 2 ringen beter zijn dan drie enz. enz., hij make dat gerust zoo, hiertegen heb ik niet het minste bezwaar. Mijn bedoeling is geweest Normalisatie in den kastenbouw te brengen, zoodat de onderdeelen als massa-artikelen aangemaakt kunnen worden, wat den kostprijs minder zal maken en meende hiermede den imkers een dienst te bewijzen.
Ik hoop hierin geslaagd te zijn. Na dank gebracht te hebben aan allen die hiertoe medewerkten teeken ik met Vriendelijke Imkersgroeten,

VERSTEEG.

NASCHRIFT.
Reeds vonden vele teekeningen haar weg. Iedere afdeeling moest minstens een stel voor haar archief bestellen, maar dan moet men zich haasten, want de oplage is beperkt.
Verzending uitsluitend na ontvangst van het bedrag; op postrekening No. 27772.

H.C.V.-kast met beschrijving ƒ 0.65
V.S.-kast met beschrijving ƒ 0.70
Beide teekeningen met beschrijving ƒ 1.-
Beschrijving afzonderlijk ƒ 0.30
Alles franco.

Niet-leden betalen ƒ 1 meer, (opgeven van welke afd. men lid is.)

De Secretaris,
JOH.A. JOUSTRA.