Kennisgeving Bijenziekten.

Hoewel men bij kennisneming van hetgeen in andere landen en in ons land wordt gepubliceerd over het voorkomen van bijenziekten, tot de gevolgtrekking moet komen, dat ons landje in dit opzicht in een vrij gezegende positie schijnt te verkeeren, heeft ondergeteekende toch gemeend, eens te moeten nagaan of dit voorrecht waarlijk aanwezig is, of dat er van schijn moet worden gesproken.
Ons imkerwezen is niet zoo intensief georganiseerd als in Duitschland en Zwitserland, b.v. en dit weinig bewust vereenigingsleven leidt er toe, verschillende zaken, ook wel belangrijke, met de mantel der vergetelheid te bedekken.

't Wordt gelukkig alles beter in onze Vereeniging; er komt leven in en zoo zal ieder rechtgaand imker het zijne willen bijdragen tot haar meerdere bloei. Hij draagt dus bij tot deze bloei, wanneer hij medewerkt aan het verschaften van die gegevens, welke noodig zijn tot een inzicht in een aangelegenheid het bedrijf in zijn geheel betreffende, waarmee hij niet alleen het geheel, maar natuurlijk ook zichzelf dient.

Terugkomend nu op het plan van onderget. na te gaan hoe het in land is gesteld met het voorkomen van bijenziekten, zal hij het op prijs stellen, wanneer imkers die verschijnselen van ziekte bespeuren, hetzij bij de volwassen bijen, hetzij bij het broed, mij daarvan kennis geven. Hoewel het ondezoek zich dan zal bepalen tot dat van zieke of gestorven bijen, het broed en dus toezending noodig is, zal na kennisgeving van den betreffenden imker een opgave worden toegezonden van hetgeen gewenscht wordt, zoodat met de verstrekte gegevens een zoo doeltreffend mogelijk onderzoek en vaststelling der ziekteoorzaak kan worden verkregen. Wanneer de afdelingsbesturen de waarde van deze onderzoekingen kunnen erkennen, zullen zij ongetwijfeld willen medewerken de uitvoering van het plan in goede banen te leiden door hun leden op een en ander te wijzen. Overigens is onderg. natuurlijk bereid tot het geven van alle gewenschte inlichtingen deze zaak betreffende.

Dr. A.J. WINKEL,
bacterioloog Rijksseruminrichting, Rotterdam.

N.B. Om een indruk te krijgen, van hetgeen we onder verschheid der bijen verstaan doet de imker goed, deze even op de volgende wijze na te gaan. Hij pakt met de nagels van vinger en duim, gelijk met de beenen een tang het uiterste puntje van het achtereind der bij, de achterste buikringetjes dus, waarbinnen de angel opgeborgen is.
Langzaam draaiend en trekkend laat dit stukje pantser los en (wij weten het toch, hoe bij het steken der bij vaak de ingewanden meekomen!) zoowel de z.g.n. mestdarm als dunne- en middendarm worden zichtbaar.

Gebeurt dit niet, dan zijn de ingewanden reeds teveel vergaan en is een onderzoek van dergelijke bijen vrijwel onmogelijk.
Na behandeling van eenige bijen op deze wijze verstaat de niet te onhandige imker deze handgreep en zal hij, dit nu wetende, bij toepassing van eenvoudige controle (niet geheel willekeurig, maar wat doode bijen bijeenrapen, ā€˛Zonder oordeel des onderscheids") maar bij voorkeur b.v. stervende exemplaren verzamelen.

Veel moeite en ook kosten ('t is zonde van het porto van verzending) zal hij aldus sparen.
De bijen kan men in een leeg sigarettendoosje toezenden, dus niet in een enveloppe. Ook verdacht broed wordt op deze wijze verzonden; alles echter zorgvuldig verpakt. Beide bijenteeltconsulenten hebben hunne medewerking in dezen toegezegd.