Een paar recepten voor slapende afdeelingen.

Het jaarverslag van den Secretaris gewaagt van afdeelingen, die slapen. Zij slapen den slaap des gerusten. Zij zien niet op, zij toonen geen belangstelling, zij leven niet mede. Misschien zijn er onder de lezers wel, die hiermede van nabij bekend zijn, omdat zij er zelf toe behooren. Maar die ook, zoo wil ik hopen, daarmee geen vrede hebben en wel zouden wenschen, dat het anders was. Misschien zijn het wel leden van haar bestuur. Immers, zij zullen nog 't langst aan die haast alles overmeesterende slaap weerstand bieden. Maar zij weten niet, hoe 't anders te maken. De vergaderingen worden weinig of niet bezocht. Een verdrietig gezicht al die leege plaatsen. Maar wat is er aan te doen?

Ja, als nu eerst die vraag gesteld werd en dit niet als een uiting van moedeloosheid en machteloosheid, maar ernstig bedoeld, als een uitzien naar middelen ter verbetering. Want die zijn er wel. Een lezing met lichtbeelden door een bekend spreker. Een demonstratie om maar iets te noemen. Bezoek aan de leden, persoonlijk contact, vriendelijke opwekking. Of wonen zij zoo ver af en is daarvoor geen tijd? Dan is er ook nog en hierop wilde ik allereerst wijzen, het geschreven woord. Zoo geschiedt althans in onze Afdeeling, waarin de voorzitter elke maand gehectografeerde mededeelingen aan alle leden toezendt. Dus een soort Afdeelings-nieuwsblaadje in miniatuur. Gemakkelijk op te stellen, te verveelvoudigen en uit te zenden.

De voordeelen hiervan zijn vele. Vooreerst bemerken de leden ook buiten de vergaderingen, dat er een Afdeeling bestaat. Bemerken dit ook zij die geen vergaderingen of zeer zelden plegen te bezoeken. Daarbij komt deze bode — want dat is hij — geregeld weer. En als hij dan iets aardigs of iets moois belangrijks weet te vertellen, is hij welkom en dit steeds meer. En is er niet altijd iets te zeggen over het imkeren in de eigen streek, dat de aandacht trekt? Ook daar, waar de Afdeelingen wakker zijn en bloeien, kan zulk een bode niets geen kwaad, kan hij louter goed doen. De moeite, die iemand zich hierom wil geven, zal zeker niet nutteloos zijn.

Maar daarmee kan ook samengaan een met elkander persoonlijk in aanraking brengen van de leden, wat natuurlijk nog van meer beteekenis is. Ja, maar zij komen niet, niet op vergaderingen. Maar die bedoel ik ook niet, wat ik wel bedoel is een praatavondje, waarbij men op een vasten tijd na afloop van het werk ergens bij elkaar komt om samen te spreken over alles wat er al zoo het hart van den imker kan vervullen en dus ook licht hem doet overloopen.

Juist is dezen tijd nu het zwermen, het hoogtepunt in het bijenleven, voor de deur staat en daarnaast voor ieder, die er 't groot belang van begrijpt, de koninginneteelt de aandacht gaat vragen, is de kans op het gelukken van zoo'n praatavondje al bizonder groot. Natuurlijk behoeft dit nu niet maar vrij op zijn beloop gelaten te worden. Dan verloopt het ook licht weer.

Het is nuttig eenige leiding te geven, de zaak op gang te brengen, doordat iemand aangewezen wordt over een bepaald onderwerp zijn meening te zeggen en zoo tot bespreking uit te lokken. Maar dat kan op geheel vrije wijze, los van alle officiëele regels en vormen. En als men dan daarnaast ook bepaaldelijk denkt aan beginners en onervarenen, of hen, die nog altijd met allerlei moeilijkheden tobben en in het uitzicht stelt bepaaldelijk aan hen goeden raad te geven en zoo noodig straks ook met de daad te helpen, dan zal zoo'n avondje niet maar een aantrekkelijkheid te meer tellen, maar komt tevens één van de mooie kanten van het imker-zijn naar voren.
Of behoort het er niet bij, dat men voor een mede-imker iets gevoelt en hem graag wil helpen? En de onderlinge band zal er door worden gesterkt. De leden, de afdeeling, de vereeniging ook zal er wel bij varen, En wie weet welke vruchten dit ten slotte nog geeft!

A. VAN DER FLIER.