Een bedrijfswijze.

(Vervolg.)

Het moervolk (9 of 7 ramen) op de separator zwermt niet. Drie weken na 't zwermen gaan we eens kijken of er al eitjes in dit volk voorkomen. Is dit het geval, dan zoeken we beneden de oude moer uit, leggen de plank uit de separator en vereenigen de volgende avond. Met de oude moer handelt men naar believen. In den nacht vereenigen zich de volken en men heeft een prachtvolk met jonge koningin voor de dracht in Juli.

Is de jonge koningin onderin, dan legt men de rooster tusschen broed- en honingafdeeling. Met drie weken is hier 't weinige broed uitgeloopen en kan men tegen 20 Juli een volle honingkamer verwachten. In de honingkamer heeft men nu 9 oude ramen en waarschijnlijk één nieuw raam, of, als men de ramen met honing ook uit 't moervolk heeft genomen voor 't klein volkje, dan nog 7 oude ramen en 3 nieuwe. Nu wordt er geslingerd.

Naar de heide gaat men met leege honingkamer en wel met drie nieuw gebouwde en zeven ramen met een strookje voorbouw. De uitgebouwde ramen komen in 't midden, de ramen met strookjes aan weerskanten. Hangt men ze om beurten in de honingkamer, dan gebeurt het, dat de uitgebouwde dubbel worden uitgetrokken, waardoor er geen ruimte voor de tusschenhangende overblijft. Zoo kunnen we echter nog niet naar de heide. We zouden groote kans hebben, dat dit reuzenvolk zwermde voor dat de heide volop honigde.

Om dit zwermen tegen te gaan kunnen we twee wegen inslaan.
1e 't Groote volk „omjagen" met 't kleine, dat zich nog op onze stand bevond. Het is geen eigenlijk „omjagen" maar wel afvegen en daarna van broednest te laten wisselen Ze hebben dan een ander nest en ander broed, maar dezelfde plaats. Zoo kunnen ze wel naar de heide. Van zwermen is geen sprake meer. En in beide kasten wordt hard gewerkt.
2e Wie dit omjagen wat te tijdroovend vindt, kan 't ook probeeren met de volken op elkaar te laten afvliegen. Ieder houdt nu z'n eigen kast, z'n eigen broed, maar krijgt een andere plaats. Er wordt dus alleen van vliegbijen gewisseld. Deze methode is zoo goed niet als de eerste. Bovendien heeft men kans, dat de moer uit 't kleine volkje bezet wordt door 't geweldig opdringen van de vele vliegbijen uit het groote volk. Dit gevaar vermindert aanmerkelijk, als men de moer uit 't kleine volkje veel ruimte geeft. Bv. een dag van te voren een leeg raam midden in 't broednest. Verder de geheele broedbak volhangen met leege ramen. Zat het volkje op 5 ramen, dan komt er dus één leeg raam middenin en twee aan weerskantnn.

Komt men half September van de heide terug, dan wordt liefst de moer uit 't groote volk opgezet, als men heeft laten afvliegen, omdat deze op nieuwe ramen zit. Bij omgejaagde volken de andere moer, tenzij deze niet deugdelijk is gebleken, het andere volk wordt als kaal volk verkocht, of als dit niet kan, zwavelt men 't af, nadat de ramen met broed eruit zijn genomen. Deze ramen komen in de geledigde honingruimte van 't volk dat opgezet wordt boven de rooster. Na 3 weken zijn ze schoon en worden ze verwijderd. Zoo laat men 't broednest beneden ongerept.

Daarna gaat men zoo noodig nog wat voeren. Blanke ramen uit 't broednest van 't afgezwavelde volk behoudt men. Minder frissche worden tegelijk met de inhoud van de ronde korven verkocht. Zoo behoudt men steeds mooi frisch werk in 't broednest, wat ziekteverbreiding tegenwerkt.
Dwingelo, Februari 1927
S. CANCRINUS.

OPMERKING REDACTIE.
Het is ons niet recht duidelijk, waarom dhr. C. met alle geweld de methode van de vastebouw-imkers wil toepassen op de moderne bijenteelt. Waar hij spreekt van „omjagen", omzetten e.d. geeft het den indruk, dat hij zich van de vaste bouw niet los kan maken. De moderne bijenwoningen bieden toch heel wat gemakkelijker uit te voeren methoden en minder gevaarlijke.

En dan afzwavelen? ? ? ?
Welke moderne imker gebruikt zijne zwavellonten anders dan voor het zwavelen van ledige raten en welke moderne imker verkoopt nog kale volken?
Hoe moeilijk sommige vastebouw-imkers zich van de oude bedrijfswijze kunnen losmaken, zagen wij eens bij een imker, welke lustig alle boogkorven aan het „jagen" was. Twee boogkorven op elkaar gekramd (16 boogs!) en maar kloppen jongens. Toen ik hem aanbood even te helpen en in een oogwenk een „veger" maakte, heb ik nooit een dankbaarder leerling gezien.
Red.