Eenvoudige koninginnenteelt.

Waar men op 't gebied van landbouw en veeteelt steeds de productie tracht te vermeerderen door het uitzoeken van de meest productieve gewassen en landbouwdieren, moet men bij de bijenteelt dezelfde weg bewandelen en trachten koninginnen te krijgen van prima afstamming. Hieraan wordt echter nog zeer weinig aandacht geschonken. Wel worden er in die richting proeven genomen door de Heer Minderhoud, rijksconsulent voor bijenteelt en heeft deze in het eiland Urk een oord gevonden, waar de jonge moers door edeldarren bevrucht kunnen worden, maar de imker moet zelf veredeling in de hand werken, zal men op groote schaal in het bezit van goede jonge koninginnen komen.

Eén groote moelijkheid doet zich hier echter voor. Men kan nog zeer weinig invloed uitoefenen op de darren, die de bevruchting bewerkstelligen en voorloopig moet de imker dus het oog gericht houden op de afstamming der koninginnen. De ronde korfimker heeft steeds inbewust de beste moers afgeslacht, door de volken, die de meeste honig hadden vergaard af te zwavelen. Bij de losse bouw kan men vrij wat meer selectie toepassen. Men zet daar alleen die volken op, welk in verhouding de meeste honing hebben verzameld en een jonge koningin bevatten. Ook een oude moer mag overwinteren als haar volk prima gewerkt heeft. Verder kan men nog letten op de aaneengeslotenheid van het broed en bij oude moers op zwermlust. De meest zwermlustige worden uitgeschakeld. De selectie begint dus bij het inwinteren en wordt 't volgende voorjaar voortgezet.

De eenvoudigsie methode is die, waarbij men van zwermcellen gebruik maakt. Komt een best volk op zwermhoogte, dan laat men de bromzwerm afkomen en zet die in een frissche woning op de oude plaats. Het afgezwermde moervolk wordt in 6 tot 10 volkjes verdeeld, al naar dat er broed in de ramen voorkomt. Elk broedraam met opzittende bijen en moerdoppen wordt in een drie ramen kastje gehangen, geflankeerd door twee uitgebouwde ramen met honig of als men die niet heeft, door twee middenwanden, maar dan moet gevoerd worden. Dit voeren geschiedt bij ons achter in 't kastje in een hoog, plat blikken busje en steeds met suikerwater 1 op 1, om rooverij te voorkomen. Het voeren kan ook van boven geschieden met de ballon, maar dan gaat de eenvoud van het kastje verloren.

Mochten op het broedraam geen moerdoppen voorkomen, dan snijdt men voorzichtig een paar van een ander raam af, waar ze overvloedig op voorkomen en wendt die aan. Op die manier krijgt men gemakkelijk een flink aantal koninginnen van goede afstamming. Het is opmerkelijk, hoe vlug de jonge moers in deze kastjes bevrucht zijn. Ook schijnt hierbij de plaats een woordje mee te spreken. Het is ons opgevallen, dat jonge koninginnen, die buiten de bijenstal geplaatst waren, eerder eitjes gingen leggen, dan die, welke in de volle vlucht van de stal stonden. Bij deze methode heeft men dus niets anders gedaan, dan van een best volk 6 tot 10 zwermcellen te gebruiken.

Waar die bevruchte koninginnen nu aan te wenden? Is men er vroeg genoeg mee, dan vinden ze een uitmuntende plaats in volken, waar men een vlieger heeft afgenomen of een veger. Verder kan men ze ook bewaren (op drie ramen) tot de herfst en ze daarna versterken met broed en jonge bijen van een volk, dat anders afgezwaveld zou worden. Dan krijgt het een kast met gewoonlijk 7 ramen.

Het invoeren van jonge moeren met volk, geschiedt bij ons steeds over de separator. Een methode, die veel op de voorgaande lijkt, is de volgende. In een sterk volk hangt men 4 of 5 broedramen in de honigkamer boven de rooster. Hier is dus na 7 à 8 dagen alles gedekseld en loopen er veel jonge bijen uit. Vier dagen na deze handeling plaatst men in 't teeltvolk dus een ander, een mooi leeg raam midden in het broednest.
Weer vier dagen later, dus acht dagen na 't plaatsen van de broedramen in de honigkamer, komt deze honigkamer met de ramen op de separator en zet men het leege raam van voor 4 dagen, uit het teeltvolk, midden tusschen de 4 ramen in de honigkamer van 't broedvolk. In dit leege raam komen nu eitjes en larven voor van de gewenschte koningin. De volgende morgen heeft het moerlooze volk in de honigkamer vele cellen uitgetrokken en de overige eitjes verwijderd. Nu komt de separator weer weg en mag het sterke volk de moercellcn bebroeden. Op deze wijze kan men na 12 dagen reeds koninginnen verwachten. Daarom neemt men na 10 dagen de ramen en doppen of de doppen alleen en gebruikt die verder zooals boven is aangegeven.

Op deze manier kan men wat meer op tijd werken. Wil men b.v. tegen 1 Juni jonge moeren, dan moet men half Mei de eitjes in 't broedvolk hangen. Ook kan men iets doen om veel goede darren in de vlucht te hebben. De ontwikkeling van een dar duurt 24 dagen. Daarna moet de dar minstens 8 dagen oud zijn, om te kunnen bevruchten. Te samen 32 dagen. Laten we zeggen 5 weken. Dus moeten de eitjes voor deze darren minstens 25 April gelegd zijn. Wil men nu veel goede darren, dan plaatst men 20 April een broedraam met een strookje voorbouw midden in het broednest van een uitmuntend volk. Dat raam wordt grootendeels uitgebouwd tot grof werk en geeft dus op tijd veel goede darren.

Dw.
S. C.

NASCHRIFT REDACTIE.
Wij hopen binnenkort tijd en plaats te hebben, om op het onderwerp „koninginneteelt" nader de aandacht te vestigen.
Zooals dhr. C. terecht opmerkt, wordt aan de verbetering van ons ras veel te weinig gedaan. Reeds jaren hielden wij er ons mee onledig en naar wij zoo hier en daar konden opmerken, breekt de veredeling van ons ras zich baan; doch hierover later.
Red.