Een belangrijk Verslag.

Het belang der Bijenteelt voor ons land erkend.

Wij ontvingen van de commissie inzake vervanging van den iep het verslag, dat die commissie aan Z. E. den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw heeft uitgebracht. Wij zijn niet deskundig genoeg om te kunnen beoordeelen, of dit verslag voldoet aan de eischen, welke men zich tot het vervangen van den iep gesteld heeft, maar wij vinden het verslag voor onze Nederlandsche Bijenteelt van buitengemeen groot belang. Uit de inleiding nemen wij het volgende over:

"Het Hoofdbestuur der Vereeniging tot Bevordering der Bijenteelt in Nederland te Wageningen, heeft zich bij brief van 9 April 1927 tot den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw gewend met het verzoek een lid dier Vereeniging in de Commissie te willen opnemen in verband met het belang, dat voor de bijenteelt er aan is verbonden, door het aanplanten van nectar gevende boomen de bijenweide te verbeteren.
Bij schrijven d.d. 17 Mei 1927, Directie van den Landbouw No. 755 Afdeeling 2 Domeinen, heeft voornoemde Minister het Hoofdbestuur in antwoord op dat verzoek medegedeeld, dat het Zijne Excellentie niet noodig voorkomt ter bevordering van de belangen, die genoemde vereeniging bij de onderhavige aangelegenheid heeft, een lid daarvan in de Commissie op te nemen en dat vertrouwd wordt, dat de belangen der vereeniging in alle opzichten tot hun recht zullen komen, indien de Commissie zich met het Hoofdbestuur in verbinding stelt.

Onze Commissie had zich middelerwijl reeds bij brief van 10 Mei 1927 tot het Hoofdbestuur van de Vereeniging tot bevordering der bijenteelt in Nederland gewend met de uitnoodiging haar wel te willen mededeelen, welke gezichtspunten zich in verband met het onderhavige onderwerp in het belang van de bijenteelt voordoen, terwijl zij schreef het in het bizonder op prijs te zullen stellen van het bestuur te mogen vernemen, welke boomsoorten in het belang van de bijenteelt voor aanplanting in aanmerking komen.

Bij brief van 11 Mei d.a.v. deelde bedoeld Hoofdbestuur zijn antwoord mede. Het wees er op, dat aangezien door het in cultuur brengen van woeste gronden welke den bijen tot bijenweide dienden, gaandeweg de nectarbronnen worden „drooggelegd" waarvan het gevolg onvermijdelijk moet zijn: een uitstervende bijenstapel, het in het belang van de bijenhouderij is, dat waar mogelijk, gewassen worden aangeplant, welke het gemis aan die nectarbronnen eenigszins kunnen vergoeden.

Het kwam genoemd Hoofdbestuur voor, dat hiervoor in de eerste plaats kan bijdragen het planten van boomen langs Rijks- provinciale- en gemeente-wegen welke uit een imkersoogpunt beschouwd, voor de bijenteelt productief zijn. Hierbij werd tevens opgemerkt, dat verschillende gemeentebesturen reeds in die richting werkzaam zijn en aan adressen in dien geest, door onderscheidene afdeelingen zijner Vereeniging ingediend, reeds gevolg hebben gegeven.

Bij bedoeld schrijven heeft het Hoofdbestuur der V.v.B. de navolgende opgave verstrekt van de boomsoorten, welke in het belang van de bijenteelt voor aanplanting in aanmerking komen:
1. alle lindesoorten, bij voorkeur de winter- en zomerlinde;
2. de acacia's, bij voorkeur de Robinia Pseudacacia L;
3. de paardenkastanje, (aesculus Hippocastanum L) en ook de Aesculus carnea;
4. de hemelboom (Aillantus glandulosa Desf.)
5. de eschdoorns, bij voorkeur de gewone eschdoorn (Acer Pseudplatanus L.)
6. de wilgen.

Het belang van de bijenteelt voor ons land erkennende, besloot de commissie met de wenschen van de Vereeniging tot bevordering van de Bijenteelt in Nederland zooveel mogelijk rekening te zullen houden."

Wij spreken hierbij namens alle Nederlandsche imkers, lid van onze Vereeniging of niet, onzen oprechten dank uit aan de commissie voornoemd, die aan het verzoek van ons Hoofdbestuur zooveel aandacht heeft geschonken, dat zij bijna de geheele inleiding van haar Verslag aan den Minister besteed heeft aan ons verzoek.

Wij zijn er dankbaar voor, dat zij de belangen der bijenteelt voor ons land erkennende, daadwerkelijk medegewerkt heeft, dat wellicht nectar gevende boomen langs onze wegen, op pleinen en langs singels zullen worden aangeplant en daardoor op den duur dit gedeelte van de bijenteelt behoorlijk verzorgd wordt.
Dit verslag is voor den Nederlandschen imker van buitengewoon groote waarde. Met het verslag in de hand zal met meer succes dan tot heden Provinciale- en gemeentebesturen kunnen worden aangezocht om bij te dragen tot verbetering der bijenweide.

De commissie heeft het dan ook niet alleen daarbij gelaten, met haar instemming te betuigen met de Nederlandsche bijenteelt, maar heeft op de verschillende bladzijden de aandacht gevestigd op boomen, welke voor de bijenhouderij van veel nut zijn.
Op blz. 27 lezen we, dat van de verschillende lindesoorten (komt) de Hollandsche linde (Tilia vulgaris Hayn) het meest in aanmerking om den iep te vervangen. En dan volgt een pleidooi voor het aanplanten van deze linde, die in ons Hollandsch landschap past.

Afdeelingsbesturen! wij wenschen dit verslag, dat tegen inzending van 33 ct. per exemplaar (36 pagina's) bij de Algemeene Landsdrukkerij te 's-Gravenhage verkrijgbaar is, op zijn minst in handen van Uw bestuur. Ga met dit verslag naar Uw gemeentebestuur, of naar hen, die over beplanting van wegen, plantsoenen, parken pleinen enz. te zeggen hebben en wijs hen op den uitspraak van mannen als Leonard A. Springer, Tuinarchitect te Haarlem; E. Hesselink, Directeur v/h Rijksboschbouw-proefstation te Wageningen, J.H. Jager-Gerlings, Inspecteur v/h Staatsboschbeheer te Utrecht, J.P. van Lonkhuizen, Directeur der Nederlandsche Heidemaatschappij te Arnhem en K.C. van Nes, Landschapsarchitect te Apeldoorn.

Geef hen het verslag ter inzage en wijs hen op het nut van de bijenteelt. Dring met kracht en klem aan op aanplant van de in dit verslag genoemde boomen, welke voor de bijenhouderij van waarde zijn en behalve aan verhooging van het natuurschoon, werken óók wij daadwerkelijk mede tot het verbeteren der bijenweide.
Red.