Wenken voor beginners.


Deze maandelijksche rubriek „wenken voor beginners" zal speciaal bestemd zijn voor hen, die nog maar kort bijen houden of hiermede beginnen. Het zijn juist de jonge imkers en beginners, die in den aanvang nog met zoo groote moeilijkheden te kampen hebben. Onder hen zullen er zeer zeker velen zijn, die door omstandigheden geen, of althans niet steeds, een ervaren imker als vraagbaak bij de hand hebben, om hen met rijke ervaring, met raad en daad terzijde te staan. Voor zoover de bescheiden plaatsruimte mij dit zal toelaten, hoop ik te trachten hun dit jaar een kijk te geven op het bijenleven, alsook door practische wenken voor het kastbedrijf hen in staat te stellen hun moeilijkheden te overwinnen, kortom hun gids te zijn.

Wie nog geen bijen heeft, begint met slechts l of 2 volkjes. Ge kunt dan uw bijen beter verzorgen en meer gadeslaan. Zorgt gij goed voor uw bijtjes en ze zijn zulks waard, dan eerst wordt uw zorg beloond en hoe meer ge uw volken observeert des te meer en eerder zijt ge ingewijd en ge zult daardoor spoedig in staat zijn uw bijen zelfstandig te behandelen. Vooral dit, houdt u bij kasten aan éénzelfde raampjesmaat, waarmede men zich veel tijd en moeite bespaart en waardoor men meerdere practische bedrijfsmethoden kan toepassen, hetgeen van groot belang is, omdat juist de imker door de steeds verschillende dracht- en weersomstandigheden, maar ook door den zoo uiteenloopenden aard zijner volken, vaak tot zoo verschillende bedrijfswijzen zijn toevlucht moet nemen.

De bijen houden geen winterslaap maar zijn nu in winterrust. Zij hangen nu zóó in een tros tusschen de raten, dat zij een bol vormen. Hoe kouder het wordt des te meer trekt zich de bijentros samen, om het warmteverlies te beperken. Is de temperatuur in den zomer in 't broednest + 35° C., 's winters varieert dit door de verschillende soorten van woningen tusschen 15—25° C. Wordt het warmer zoo wordt de bolvorm weer grooter.
Door verschillende omstandigheden zijn de bijen in staat de vereischte temperatuur voldoende te behouden of te regelen. Naarmate zij meer voedsel opnemen wordt het in 't broednest warmer, ofschoon nu moeilijk van een broednest sprake kan zijn, omdat de koningin pas in het laatst van Januari of begin Febr. haar eitjes begint te leggen. Op een paar middelste raten, in het hartje van 't volk, worden dan slechts een paar stukjes raat met eieren belegd, doch de tijd waarop en de hoeveelheid eieren die zij legt zijn echter weer van het weer afhankelijk. De tros zit in den voorwinter even achter het vlieggat meer aan de voorkant der raten. Raakt het voedsel daar op, dan beweegt zich de tros in zijn geheel meer naar de achterkant der raten, om daar weer niet den voorraad in verbinding te blijven. Mochten enkele volken slecht zijn ingewinterd, dus met te weinig voer, dan kan men dit spoedig constateeren.
Uit de plaats der tros, maar ook uit de vele afgeknaagde wasdeksels waarmede de voorraadcellen verzegeld waren en welke op den bodemplank liggen, kunnen wij zien of reeds alles is opgeteerd en wij tot noodvoedering moeten overgaan. Alleen wanneer dit nu beslist noodig is om een volk voor ondergang te behoeden, mogen wij een kast openen.

Neemt dagelijks een kijkje op uw stand, want de veldmuis houdt van honing en stuifmeel, de spitsmuis, mees en specht voeden zich zoo noodig met uw bijen, ook zoeken de muizen een warm plekje in uw korf of kast, vernielen uw woningen en maken de bijen onrustig. Zorg voor goed overdekte woningen en voor geheel open vlieggaten, vooral als het vlieggat laag zit, want er is geen enkel dier, dat naar verhouding zooveel luchtverversching noodig heeft als de bij.
Doode bijen die 't vlieggat verstoppen worden er met een ijzerdraadje, waarvan de punt iets omgebogen is, uitgetrokken.

Beschut nu uw vlieggaten tegen de invallende zonnestralen, vooral als er sneeuw ligt, want zij lokken het volk naar buiten waar het nog te koud is en waardoor vele bijen in de sneeuw verkleumen. Met een stukje gaas vóór het vlieggat kan men dit ongewenschte uitvliegen zoo noodig tegengaan of ook, door met een handje losse sneeuw even het vlieggat te versperren, maar dan niet vergeten het vlieggat in den namiddag weer te openen.
Verwijder de sneeuw van uw kasten. Door bevroren sneeuw in de vlieggaten zouden uw bijen stikken of onrustig worden.
Ge kunt nu de volken op uw stand verplaatsen.

Als de bijen nu op koude dagen nog uitvliegen en bij 't vlieggat naar waterdruppels zoeken is er dorstnood. Een natte spons tusschen de raten, nog beter een gat door den stroowand geboord, waarin een fonteintje met lauw water of in een kast een uitgebouwd raampje inhangen met lauw water gevuld is dan noodzakelijk. Dorstnood ontstaat door overwintering op versuikerde en taaie heidehoning, doch ook door onrust of gebrek aan versche lucht.

Na eenigen tijd van winterrust worden de uitwerpselen, die door het wintervoedselverbruik ontstaan, in de rekbare einddarm opgehoopt. Het achterlijf zwelt nu zichtbaar en de bijen wachten nu op een warmen dag om buiten hun kotblaas te ledigen en maken dan een reinigingsvlucht.
Door een te lange winterzit, omdat 't soms maandenlang te koud blijft om uit te vliegen, kunnen de bijen het kot niet meer ophouden en laten zij loopen, wat zij niet tegen kunnen houden. De woning wordt dan bevuild, waardoor het volk kans loopt uit te sterven. Zwarte stippen op vliegplanken en voorkant der woning wijzen op deze roerziekte. De koningin neemt geen deel aan de reinigingsvlucht.
Loopen de bijen na deze vlucht onrustig zoekend tegen de kast omhoog, dan is uw volk vrijzeker gedurende den winter moerloos geworden, hierop dient te worden gelet.

Over roerziekte en moerlooze volken een volgende maal meer.

G. VELDKAMP.