BOEKBEOORDEELING


HET BIJENBOEK,

practisch handboek der bijenteelt,
door Joh.A. Joustra.
(Uitgave F.J.S. van der Peyl — Hansweert, prijs ƒ 2.90.)

De tweede, rijpe vrucht, welke de boom der wetenschap den Nederlandschen iemkers in 1928 in den schoot liet vallen; met de eerste vrucht bedoelen we hier het voor enkele maanden verschenen boek van den Heer Minderhoud.

Het boek van den Heer Joustra is inderdaad een rijpe vrucht; de titel zegt het reeds, het werk beoogt te zijn een practisch handboek; aan beide voorwaarden voldoet het geheel, het is een handboek, dat de beste buitenlandsche handboeken evenaardt en dat, omdat het een Nederlandsch boek is, voor de meeste iemkers veel meer waarde heeft, dan elk in vreemde taal geschreven handboek.

Het boek is practisch in elk opzicht; welk hoofdstuk ge ook opslaat, elk iemker die dit boek leest zal moeten beamen, dat de practijk om alle hoekjes kijkt. Om een klein voorbeeld te noemen: het hoofdstuk over „het vervaardigen van kunstraten" is zoo duidelijk, zoo leerzaam geschreven, dat iemand die nooit kunstraten maakte, of zag maken, doch die wat handig is, aan de hand van dit hoofdstuk zeker binnen korten tijd, na luttele oefening, er in slagen zal, de kunst van het gieten van kunstraat onder de knie te krijgen.

Het boek is bovendien volledig; geen vraagstuk, dat den iemkers belang inboezemt, of het wordt behandeld, of althans aangeroerd. Wil ik eenige hoofdstukken noemen? 't Begint al met een zeer interessant en goed afgerond hoofdstuk, n.l. „de geschiedenis der bijenteelt".
Minstens even lezenswaardig is het tweede hoofdstuk: „het nut van de bijenteelt". Van de verdere inhoud neem ik slechts hier en daar een greep: „de ontwikkeling en behandeling der bijen in den loop van het jaar", „Rasverbetering", „het reizen met de bijen", „de bijenwoningen" (o.m. eenigszins uitvoerig behandeld de bedrijfswijzen in de Tweevolkskast en in de Wolfenbüttler Kuntzsch-Zwilling) enz. enz.
Alles beschreven met de kennis en de zienswijze van een iemker, die, we weten het allen van den Heer Joustra, wetenschappelijk zoowel als practisch, geheel met zijn tijd meegaat.

Onlangs hoorde ik een enkele stem, die verkondigde, dat het jammer was, dat de heeren Joustra en Minderhoud niet samen één boek hadden geschreven; hiermede ben ik het niet eens; we hebben de laatste jaren, om bij te blijven, zooveel buitenlandsche, vooral Duitsche literatuur moeten lezen, dat wij Nederlandsche iemkers dankbaar mogen zijn, dat we thans twee uitstekende Nederlandsche, elkaar aanvullende werken bezitten. Als ik moest kiezen uit de twee in 1928 verschenen boeken over bijenteelt? 'k Geloof, het zou me gaan als mijn kleine nicht, die ik onlangs met Sint-Nicolaas beide gesloten handen, met een verschillende, doch begeerde lekkernij toestak, vragende: „welke hand heb je 't liefst?" Het antwoord was prompt: „beide!"

Dr. H.W. DE BOER, Enschedé, Dec. '28.