Twaalf jaren waarneming van de Nosema
en de aanwending van theevoedsel voor de bestrijding.
Zóó luidt een der opstellen in het rapport van de Nosèma-commissie, opgericht in 1925 te Zwitserland ter bestudeering van deze ziekte.
Wäfler, bijeninspecteur voor een der Zwitsersche Kantons, doet in dit opstel belangrijke mededeelingen betreffende de ziekte en haar verloop.
Met het oog op het naderend voorjaar en de mogelijkheid dat de Nosèma-plaag zich ook weer bij onze bijen zal gaan vertoonen. zal het den lezers wel het meest welkom zijn te vernemen of er bestrijdingsmiddelen zijn en welke.

Hoe noodig het is voor een juiste waardeering overigens van behandelingsmethoden, toch zooveel mogelijk te weten van het wezen der ziekte, haar oorzaak, verschijnselen en verloop, kan reeds het simpele feit van haar periodisch heerschen ons leeren.
Waar de waarneming heeft geleerd, dat de ziekte uit zichzelf kan uitsterven, door omstandigheden, die op zichzelf ook weer moeten worden waargenomen, onderzoekingen welke veel tijd en geduld vorderen, is dit feit reeds een ernstige waarschuwing, om zonder kennis van de ziekte, behandelingsmethoden toe te gaan passen. Is er een middel aangewend en blijft de ziekte uit, het middel heeft het gedaan. Zonder middel waren ze ook gezond gebleven. Als diergeneeskundige, wiens taak het gedurende eenige jaren geweest is, een heillooze reeks middelen tegen het mond- en klauwzeer te onderzoeken en die daarbij wel heeft geleerd met oordeel des onderscheids te werk te gaan, waarschuw ik daarom uit volle overtuiging, voorzichtig te zijn met het gebruik van middelen, nog voorzichtiger met hare beoordeeling.

Als middel tegen Nosèma hebben vele jaren keukenzout en glauberzout als geneesmiddelen gegolden. Door Prof. Borchert in Berlijn zijn hierover uitgebreide onderzoekingen verricht, vooral vergelijkenderwijze en hij komt tot de conclusie dat deze middelen geen werking hebben.

Als ik hier toch het „theevoedsel" van Wäfler onder uw aandacht wil brengen, dan is het op grond van het feit, dat hij vele jaren studie heeft gemaakt van de ziekte en er dus eenige waarborg mag zijn, dat hij met oordeel bij zijn proeven te werk is gegaan, terwijl zijn meening omtrent het middel een toon doet hooren, welke zelfs den meest verstokten twijfelachtige tot voorzichtig stilzwijgen zou brengen, wellicht nog met de verzuchting: Nu, laat het dan maar eens hooren!!

Wäfler schrijft:
“De Nosèmaziekte is nu zoover waargenomen en onderzocht dat werkzaam bestreden kan worden, al zal het hier en daar voorkomen, dat zich nog hardnekkig zal verweren. Middelen en wegen ter bestrijding zijn gevonden. Als in de toekomst nog over Nosèma wordt geklaagd, zoo is eigen schuld daarvan de oorzaak, doordat men de zaak haar vrijen loop liet of verkeerd handelde."

En nu de behandeling.
Met de z.g. maagkruiden als gember, gentiaanwortel, thym en munt werd het reeds door velen geprobeerd. Vergelijkende proeven brachten echter aan het licht, dat het werkzame bestanddeel de gentiaanwortel was. Maar het is zooals W. opmerkt, niet te doen met een paar flesschen gentiaanthee, de volken vereischen bovendien een bijzondere behandeling.

a. Bereiding van de thee.
Van fijn gesneden of gemalen gentiaanwortel wordt een krachtige thee bereid. Bij 10 L. water komen 15—20 gr. wortels, minstens l uur lang koken, daarna zeven en weer aanvullen met water tot 10 Liter. Voor theevoeder-bereiding neme men inplaats van water van deze thee, in de verhouding van l K.G. suiker en 0,7 L. thee.

b. Behandeling der volken.
1°. Onderzoek van de doode bijen op Nosèma ter vaststelling, welke volken lijdende zijn. Met die volken, welke ziek blijken, wordt bij de eerste inspectie, eind Maart, begin April de kuur begonnen.
2°. Wegnemen van de voedselvoorraad en vervanging door raten, gevuld met het theevoer.
Tevens worden deze patiënten met de thee en wat kiemvrije honing gevoerd en goed warm gehouden. Wekelijks tweemaal tot eind April telkens een halve Liter warm theevoer.
Te zwakke volken moeten worden gedood. De zieke bijen van deze vormen door vervliegen een voortdurend groot gevaar voor gezonde volken.

Uit eigen ervaring weet ik, hoe zwakke volkjes in hun geheel er tusschen uit kunnen knijpen en meestal bij beste volken, vaak gezonde, binnentrekken tot heilloos gevolg voor den gastheer.
Dan raadt W. aan deze volken, in den volgenden herfst, wederom hoofdzakelijk op theesuiker in te winteren.
Ook kunnen natuurlijk de gezonde volken gevoerd worden met gentiaanwortels, ter voorkoming zal het een even goede uitwerking kunnen ontvouwen als ter genezing
Een beetje voorzichtigheid echter met het oog op de bittere thee in de honingkamer.
„Bitter in den mond, maakt het hart gezond!"
Maar honing moet nu eenmaal zoet smaken.

Ik hoop, dat de Nosèma wegblijft. Mocht ze echter komen en deze Zwitsersche raad zou worden in praktijk gebracht en baat opleveren, zoo zou ik vriendelijk willen verzoeken, bij wijze van tegendienst, mij de resultaten mede te deelen, of deze in het Groentje te vermelden.
Gentiaanwortel is goedkoop, in elke drogisterij te verkrijgen.
Voor verdere inlichtingen steeds bereid.

Dr. A.J. WINKEL.