HUMORHOEKJE.

Lief en leed van een rondtrekkend bijenman.

I

An der schönen, blauen Donau.

Als men, zooals Uw onderdanige dienaar, het geheele land doorkruist om de menschen in de geheimen van de imkerij in te wijden, of besprekingen te houden over alles en nog wat, dan doet men heel wat ervaringen op, waaraan noch de komische, noch de meer ernstige kanten ontbreken. Gelukkig vergeet men spoedig de nare kanten en blijven de komische zijden van het leven ons het meest in het geheugen. Het leven van een het land doorkruisende bijenman is er vaak een van bizonderen aard, vol afwisseling, vol emoties en vol grappigheden tevens, indien men de humor wil en kan verstaan.
Van deze wederwaardigheden hoop ik in enkele artikeltjes den lezer te laten genieten.

Zoo gebeurde het, dat na een verre reis in een van onze Noordelijke provincies eene lezing gehouden zou worden. De ontvangst van het bestuur was hartelijk en het lokaal waar de lezing gehouden zou worden, smaakvol aangekleed, al liet de ruimte wel wat te wenschen over.
Waar men ook komt, overal wordt op de laatste man gewacht en als het beginuurtje reeds lang geslagen heeft, wordt het openings- en welkomstwoord gesproken en de spreker steekt van wal. Zoo hadden we ook in dit geval op den laatsten man gewacht en daar die nogal lang uitbleef, was het beginuurtje al bedenkelijk overschreden toen de Voorzitter het woord gaf „aan den geachten spreker van dezen middag".

De geachte spreker had echter nauwelijks de woorden „Mijne Heeren? geuit, of met élan werden in een benedenzaal door een volledig orkest en een mannenkoor de eerste tonen van het zoo schoone „An der schönen, blauen Donau" ingezet en, ik kan het den hoorders niet kwalijk nemen, dat zij meer aandacht schonken aan den ongeevenaarden Johann Strauss, dan aan het droge onderwerp dat ik over bijen te behandelen had. Een der bestuursleden werd het toch wat te grijs en begaf zich als parlementair naar beneden, doch zijn neus hing bij zijn terugkeer op zijn onderste knoopsgat.
Des avonds zou er eene uitvoering zijn en 's middags moest nog eene repetitie worden gehouden, aldus de parlementair en het zal zeker niet aan zijne welsprekendheid te wijten zijn geweest, dat onder heerlijke walsmuziek en zang de lezing muzikaal werd geïllustreerd. Wie had ooit gedacht, dat het muzikale genie Strauss lang na zijn verscheiden, een Hollandsch bijenman nog zoo'n kool zou stoven.

J.A. Joustra.