Het toezicht op den verkoop en de samenstelling van den honing
in Nederland gedurende 1927.

(deel III)

Utrecht (omvat de geheele provincie Utrecht en enkele aangrenzende gemeenten in Gelderland)
Van 42 monsters honing bleken er twee vervalscht met invertsuiker.

Zutphen (omvat alle gemeenten in midden-Gelderland en enkele aangrenzende gemeenten in Overijssel)
De 19 onderzochte monsters honing voldeden alle aan de gestelde eisenen, terwijl slechts van l monster de etiketteering onjuist was.

Zwolle (omvat de gemeenten in het westelijke gedeelte van Overijssel)
Het aantal onderzochte monsters is niet vermeld; één monster honing was ondeugdelijk.

.-.-.-.-.-.


Welke conclusies kunnen wij iemkers uit het bovenstaande trekken:
In de eerste plaats blijkt ons, dat er heel wat aan het honingonderzoek wordt gedaan en dat is altijd een voordeel voor het overgroote deel van onze bijentelers, die zich met geen enkele knoeierij ophouden. Hoe meer honing er onderzocht wordt, hoe eerder de knoeierijen uit de wereld komen.
Als we de enkele Keuringsdiensten van Waren, die in hun jaarverslag geen cijfers noemden, in normale verhouding meeschatten, dan werden er in totaal in 1927 ongeveer 500 monsters honing onderzocht.

En nu de resultaten: in totaal waren er 24 honingmonsters d.i. bijna 5%. 'van het geheele aantal op een of andere wijze vervalscht.' Als dit overzicht een beeld geeft van de werkelijk bestaande toestand, en daar zal nooit zooveel aan mankeeren, want de Keuringsdiensten bemonsteren de honing overal, dan was dus in 1927 van alle honing welke in Nederland werd verkocht, 5% vervalscht. Dit is wel niet verschrikkelijk veel, maar het is toch te veel.
Alle verkoop van vervalschte honing doet de verkoop van deugdelijke honing afbreuk, ook al omdat vervalschte honing over het algemeen slechter van geur en smaak is en de kooper dus aan het artikel honing slechtere eigenschappen zal gaan toeschrijven, terwijl deze slechtere eigenschappen alleen aan het vervalschte product moeten worden ten laste gelegd.
Ook is uit een oogpunt van volksgezondheid de verkoop van vervalschte honing zeer te laken, daar vervalschte honing de goede eigenschappen (vitaminen, diastatische fermenten enz.) van onvervalschten honing geheel of grootendeels mist.
Hoewel het uit de verslagen der Keuringsdiensten niet naar voren komt, meen ik uit eigen ervaring te mogen concludeeren, dat de vervalschte honing meestal van buitenlandschen oorsprong is.

Een gebrek, waar 21 der 500 onderzochte monsters d.i. in totaal ruim 4% aan leden, is het ontbreken van diastatische fermenten door verhitting. Deze minderwaardige honing moet worden aangeduid als „verhitte honing", opdat de kooper er mee bekend zij, wat hij koopt.
Het verhitten van den honing geschiedt meestal bij geïmporteerde buitenlandsche honing, om twee redenen.
Ten eerste wordt daardoor de meestal uitgekristalliseerde honing weer vloeibaar en ten tweede blijft, indien men de honing langdurig op een hooge temperatuur verhit, deze honing lang vloeibaar d.w.z. de kristallisatie blijft lang uit. Echter lijdt door die verhitting de samenstelling van den honing; de diastatische d.w.z. de zetmeelverteerende fermenten worden vernietigd. Het eten van een boterham met honing is n.l. mede daarom zoo aanbevelenswaardig, omdat de honing het zetmeel van den boterham mee helpt verteeren, m.a.w. door het nuttigen van een met honing bestreken boterham wordt de boterham lichter verteerbaar; voor kinderen die slecht willen eten, kan dit van veel belang zijn.
Door het verhitten van den honing, om het uitkristalliseeren te voorkomen, vernietigt men nu de diastatische fermenten en daarmede de eigenschap van den honing om zetmeel mee te helpen verteeren. Vandaar dat ik boven reeds mededeelde dat „Verhitte honing" minderwaardig is.

Dr. H.W. DE BOER.