Junimaand is gewoonlijk een drukke maand voor den ijmkers. Immers het is de zwermmaand. Er zijn wel jaren die een vroegere of latere zwermperiode geven, doch dat zijn uitzonderingen. Juni is de zwermmaand. Dan heeft men het — zoo men er tenminste een stal bijen van eenige beteekenis op na houdt — verbazend druk.

Zoo ging het mij tenminste. Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat was ik bezig, gunde mij soms geen tijd voor eten en drinken. De eerste zwerm trommelde ik er af en dat vroeg al heel wat tijd en geduld, maar als dan ook de 2e en 3e zwermen los kwamen, zie dan was er geen springen aan. En toch al had ik het druk, het was een mooie tijd. Dan genoot ik recht als daar duizenden bijen gonsden in mijn tuin, als haar zachte stemmen aanzwollen tot één grootsch accoord, als de bijenzee golfde op den wind gelijk een schip op het water.

Zooals straks reeds gezegd, trommelde ik de eerste of bromzwerm er steeds af. Niet dat ik zulks beter acht dan een natuurlijke zwerm, integendeel, doch ik was genoodzaakt zulks te doen, anders werd het een warboel bij mij. Doch besloot ik van een volk den zwerm af te trommelen, dan moest zoo'n volk zwermrijp zijn, zooals we reeds eerder hebben beschreven; van geforceerde zwermen moet ik niets hebben.

Hebben we van een korf den zwerm afgenomen zoo loont het de moeite eens te onderzoeken wat er den eersten tijd in zoo'n volk plaats grijpt. Het is bekend dat er in de eerste 14 dagen na het aftrommelen vele jonge koninginnen 4, 8 ja zelfs 10, geboren worden. Het is duidelijk dat deze niet elders blijven leven, één is maar aangewezen om den verlaten troon te bestijgen, de meeste anderen moeten haar leven roemloos eindigen. De bijen begeeren haar ook niet, ze willen zich er niet mee vereenigen, ja geeft men een moederloos volk zoo'n niet begeerde koningin dat zal eveneens niet baten, ook die bijen steken haar dood. Gewoonlijk is de eerst geborene van de jonge koninginnen de begeerde, de uitverkorene. Zij is aangewezen om de leiding van den moederkorf of van een zwerm te aanvaarden. En als zwerm is ze dan ook zeer geschikt om er een moederlooze kolonie mee te helpen.

Om de proef op de som te zetten, willen we eens van een volk waar de eerste zwerm af is en waarin zich de jonge koninginnen laten hooren, aftrommelen in een ledige korf, ze daarna in 3 à 4 groepjes verdeelen en bij ieder gedeelte een of meer koninginnen voegen. Het blijkt dan al vrij spoedig welke koningin de uitverkorene is, want om haar heen groepeeren zich de meeste bijen. Voegen wij ze nu weer bij elkaar, dan duurt het niet lang of de onderlinge strijd om de alleenheerschappij tusschen de jonge koninginnen neemt een aanvang. De afgestootenen voelen reeds dat de bijen van haar niet gediend zijn, ze zijn daarom vreesachtig en vluchten voor de begeerde koningin. Deze is dan ook steeds de aanvaller en haar greep op de tegenpartij maakt al dadelijk duidelijk dat ze overwinnares wordt. Jammer dat ik geen photo bezit om zulks te verduidelijken. Doch de uitverkorene zorgt als aanvalster dat haar achtereind is gekromd tegen den voorborst van haar tegenstander en daar dient ze dan de doodelijke steek toe. Is deze onschadelijk gemaakt, zoo wordt no. 2 opgezocht en ook deze valt spoedig doodelijk getroffen neer. Deze strijd duurt zoo lang tot ze alleen overblijft. Een enkele keer sneuvelt ook zij wel eens, dit kan men dan duidelijk waarnemen, want om haar dood lichaam op den bodemplank groepeeren zich dan eenige bijen, net of ze haren dood beweenen.

De jonge koningin die nu bezitster is geworden van de oude moederkorf of van een zwerm, is onbevrucht, voor haar komt nu de tijd van bevruchting. Dit heeft gewoonlijk in de eerste 10 dagen plaats. Dan vliegt de koningin bij mooi weer uit haar woning. Of dit nu altijd de bruilofsvlucht is betwijfel ik. Meermalen heb ik ontdekt dat de bevruchting in den korf plaats had. Eenige tientallen bijen ware de dar daarbij behulpzaam. Ze vormden dan samen een kluwen, net of ze de koningin dwongen tot paring, want zoodra dit was geschied, ging het kluwen uiteen. Neemt men zoo'n kluwen bijen uit de korf, dan ontstaat er direct moerloosheid, de bijen raken zoo verward. en die moerloosheid is veel aangrijpender dan wanneer het verlies van de koningin op een andere manier heeft plaats gehad. Een bevruchte koningin verlaat niet meer haar woning.

We zouden hiermee willen eindigen doch meenen goed te doen nog iets te moeten mededeelen over de eerste of bromzwermen die weer neigingen tot zwermen vertoonen. En daar dit deze maand gewoonlijk valt te constateeren, dachten we in dit nummer (als de Redacteur ons dat tenminste toestaat) nog te vertellen hoe of wij deze korven behandelen.

Zooals bekend is, duurt het bij goed weer en een rijke honingdracht soms niet lang of de eerste zwermen vertoonen weer neiging om te zwermen, vooral als de soort wat zwermlustig is aangelegd. Bij groote toevloeiing van jonge bijen ondergaat de ratenbouw een wijziging. Zij bouwen niet alleen meer fijne raten, doch ook darrenraten en de koningin is er o zoo vlug bij ook deze met eitjes te vullen. Vóór in den korf wordt de fijne ratenbouw afgestompt en ook dezen worden tot aan de laatste toe gevuld met broed. Verder een paar koninginnecellen, zoodat ons alles overduidelijk zegt, dit volk gaat weer zwermen. En dit wil men juist niet graag. Want wat is gewoonlijk het geval? Zoo'n volk wordt minder in het aanhalen, ze worden wat luierig, hangerig zouden we het ook kunnen noemen.

We moeten nu trachten haar de zwermlust te ontnemen. En nu zijn er heel wat methoden, de een doet het zus de ander zoo. Zonder nu iets te kort te doen aan al die pogingen, zoo dacht mij toch goed te doen ook de mijne mede te deelen, men kan dan onderzoeken welke methode de beste is.

Van zoo'n zwermlustig volk trommel ik de bijen in een ledige korf, de koningin natuurlijk ook mee, die te zoeken, is voor een geoefend ijmker een kleinigheid. Heb ik dit gedaan, dan laat ik het broed even afkoelen — want het is zeer warm geworden door de bewegingen en het geloop der bijen — neem dan een scherp mesje en snij al de deksels van het verzegelde darrenbroed er af, verniel de koninginnecellen en — dit verzuime men vooral niet — snij vóór in de korf van 4 à 5 raten ook plm. 4 à 5 c.M. diep de deksels van het fijnbroed af, zoodat deze raten, die zij hadden afgestompt weer een spitse vorm aannemen. Is dit alles in orde dan doe ik de bijen niet weer in de oude korf, hoewel dit gewoonlijk gedaan wordt, doch ik plaats onder de korf een opzetring, zet ze op de oude plaats en stoot dan de bijen in die opzetring. Langzaam trekt de koningin met de bijen opwaarts en na eenige uren is alles weer bezet als voorheen. Het vernielde broed dragen zij uit, de cellen worden schoongemaakt, kortom er is een nieuwe geest ingekomen. De zwermdrift is nu verdwenen en zij beginnen weer te werken.
Dit werk vordert, zooals te begrijpen is eenigen tijd, doch het is geen verloren tijd, men krijgt hem ruimschoots vergoed bij de heide, waar het meermalen gebeurt, dat men dan juist veel scha ondervindt van de zwermlustige volken.

IMMENVAÊR.


NASCHRIFT REDACTIE.
Immenvaêr en ik zijn overeengekomen, dat ik zijn artikelen ongewijzigd zou plaatsen. Ik houd me aan m'n woord, doch het zou mij en zeker duizenden met mij, verheugen iets meer positiefs te weten van die zgn. bevruchting in den korf. Hoe ik er mij ook op toelegde, ik heb dit nimmer kunnen waarnemen en proefnemingen hiertoe opzettelijk genomen faalden steeds. Wil Immenvaêr in een volgend artikel eens precies uiteenzetten wat hij waarnam?
Red.