Werkzaamheden in het kastbedrijf.


Aangezocht door onzen redacteur om voor 1930 maandelijks een artikeltje te willen wijden aan het losse bouwbedrijf, wensch ik hieraan gaarne gevolg te geven en hoop in deze overzichten iets te kunnen bijdragen, waarmee men zijn voordeel zou kunnen doen.
In de eerste plaats wensch ik de lezeressen en lezers een voorspoedig en gezegend honingjaar.
Ieder jaar treden weer nieuwe personen toe om in het imkersbedrijf te worden ingewijd en hebben deze natuurlijk in het begin van hun loopbaan met vele moeilijkheden te kampen. De imkers, die al eenige jaren in de praktijk werkzaam zijn weten reeds, dat er aan de bijenteelt heel wat vastzit en men nooit is uitgeleerd, doch elk jaar weer voor nieuwe problemen komt te staan, die om oplossing vragen.

Dit komt, omdat de bijenteelt geheel van het weer afhankelijk is en de verschillende seizoenen in eene bonte mengeling voorbijtrekken. Nu eens heeft men een vroeg of droog, dan weer een guur of nat voorjaar en nog verschillende andere combinaties, waarmede men terdege rekening moet houden en de bedrijfswijze moet worden aangepast. Soms gaat het als van een leien dakje met de bijen en dan weer behoort er groote zorgzaamheid toe om de volken door langdurige slechte tijden onverzwakt heen te brengen.

Wil men echter de bijenteelt grondig leeren, dan moet men beginnen een goed bijenboek te koopen. Dit moet bestudeerd worden, zoodat men theoretisch flink onderlegd wordt. In de laatste jaren zijn in de Nederlandsche taal zeer goede en uitgebreide werken verschenen o.a. van de heeren Ir. A. Minderhoud en Joh.A. Joustra.

Heeft men de theorie goed onder de knie, dan past men deze in de praktijk toe. Een beginneling begint eerst met één of twee kasten en kan, als hij dit wil, geleidelijk gaan uitbreiden. Hij bezoekt de bijenstanden van ervaren imkers in zijn omgeving en sluit zich bij zijn plaatselijke afdeeling aan.
Heeft men een jaartje in de praktijk gewerkt, dan zet men de theorie voort door ook eens boeken uit de bibliotheek te Wageningen aan te vragen. Behalve vele Nederlandsche werken zijn er voor de meer ontwikkelde imkers ook vele boeken in de Fransche, Duitsche en Engelsche taal, benevens verschillende tijdschriften, waarin een schat van wetenswaardigheden voorkomen. De heer L.J. van Rhijn, bibliothecaris te Wageningen, verstrekt hieromtrent gaarne nadere gegevens.

Wil men de bijenteelt met succes beoefenen, dan moet, zooals een oud Hollandsch spreekwoord zegt „de cost voor de baet uitgaan" of volgens Baron van Berlepsch „leert theorie, anders blijft gij uw levenlang een stumper".

Als de volken in het najaar goed zijn ingewinterd, is er in de wintermaanden op de bijenstanden zeer weinig te doen. Bij sneeuwval lette men er op, dat de vlieggaten door smeltende sneeuw bij invallende vorst niet door ijs verstopt raken. Bij stormweer wordt eens nagezien, of ook een en ander van zijn plaats is geraakt.
Doode bijen, die de vlieggaten mochten verstoppen, verwijdert men met een stokje.
Overigens moet er rust heerschen. Men zorgt, dat de bijen niet verontrust worden door spechten of meezen, die vooral bij een langdurig sneeuwdek, als er gebrek aan voedsel komt, op de bijenstanden afkomen. In open winters heeft men van deze vogels weinig hinder. Katten en kippen behooren niet op bijenstanden te komen. Muizen vangt men in vallen.
Over het voeren der bijen in de wintermaanden zullen wij niet spreken. Dit is geheel tegen de natuur in. De zorgzame imker zal zijn volken in het najaar wel zooveel gevoederd hebben , dat zij tot minstens half April op dit voedsel kunnen teren.

Om echter in het raam der ruimte te blijven, die mij de redacteur heeft toegemeten, hoop ik U in een volgend overzicht eenige cijfers te verstrekken, die men goed dient te onthouden en geregeld noodig heeft. Dit zijn de grondvesten der bijenteelt, als men deze met succes wil beoefenen.
Naarmate het seizoen vordert en de zon al hooger en hooger stijgt, hoop ik U dan de werkzaamheden op te noemen, die in de verschillende maanden moeten worden verricht van het nu nog sluimerend maar dan ontwakend leven in die geheimzinnige bijenkast.

A. OONK.