Overzicht der scheikundige samenstelling van den in Nederland
verkochten honing over het jaar 1928.

door Dr. H.W. DE BOER.

(deel I)

Dit is een onderwerp dat bijna elken iemker interesseert. Men komt niet op eene vergadering waar bijenhouders aanwezig zijn, of men hoort zinspelingen op samenstelling van honingsoorten; meestal betreft het hier óf gooedkoopere aanbiedingen of verkoop van buitenlandschen honing, waarvan de Nederlandsche iemker soms terecht, soms ten onrechte, meent, „dat er wel wat aan de samenstelling zal mankeeren".

De Keuringsdiensten van waren in ons land onderzoeken geregeld honing; zoowel buitenlandsche als Nederlandsche honing wordt door deze diensten bij verkoopers of bij bakkers e.d., die deze waar verwerken, bemonsterd. Is een onderzochte honingsoort vervalscht of uit anderen hoofde ondeugdelijk van samenstelling, dan wordt de verkooper of gewaarschuwd of geverbaliseerd (dit hangt af van allerlei omstandigheden en persoonlijke opvattingen).
De vervalschte of ondeugdelijke honing wordt of in beslag genomen, of verwerkt tot veevoer (in dit geval bijenvoer) òf teruggezonden naar den importeur of producent. Dit laatste kan bijv. geschieden, als de honing te hoog verhit is geweest en geene diastatische fermenten meer bevat; hij mag dan wel als „verhitte honing" worden verkocht.

Honing, welke vervalscht is met kunsthoning zal men beter doen niet te verwerken tot veevoer (bijenvoer) omdat kunsthoning zeer nadeelig voor de bijen kan zijn en heftige roer kan veroorzaken; soms sterven de bijen in massa, als ze met kunsthoning gevoerd worden. Dergelijke honing wordt liefst in beslag genomen en vernietigd; met suiker vervalschte honing kan zonder bezwaar als bijenvoer worden gebruikt; met glucose (aardappelstroop) vervalschte honing kan veelal eveneens aan de bijen worden gevoerd; als wintervoer is dit echter toch wel eenigszins riskant; in den zomer zouden achterlijke volkjes echter zonder bezwaar hiermede kunnen worden gevoerd.

Een en ander is van belang te weten, daar nu en dan Keuringsdiensten van Waren niet onbelangrijke partijen afgekeurde, vervalschte honing tot bijenvoer bestemmen en den eigenaar noodzaken deze als zoodanig te verkoopen.

Voor ons liggen de jaarverslagen over 1928 van alle 21 Keuringsdiensten van Waren in Nederland. We zullen hieronder naar alphabetische volgorde woordelijk overnemen, wat in deze jaarverslagen vermeld wordt over het onderzoek van honing:

Keuringsgebied Alkmaar:
Bij 17 monsters honing werden slechts geringe afwijkingen geconstateerd; 1 monster had een wat te laag extract-gehalte (dus een iets te hoog watergehalte) en in 1 monster waren geen diastatische fermenten aanwezig, zoodat de naam „verhitte honing" had moeten luiden.
Een monster kunsthoning verkeerde in gisting.

Keuringsgebied Amsterdam:
Onderzocht 60 monsters; 4 monsters waren verhitte honing, zonder dat dit uit de aanduiding bleek. Aan 2 partijen was suiker toegevoegd, terwijl 1 monster een kunstproduct was.

Keuringsgebied Arnhem:
Nog verschillende malen kwam het voor, dat verhitte honing niet als zoodanig was aangeduid. Bij enkele monsters buitenlandsche honing, afkomstig uit éénzelfde bron, wezen de analyseresultaten op een lichte vervalsching met kunsthoning, die dan, buiten medeweten van den importeur, in het buitenland moet hebben plaats gehad. Van de betrokken zending voldeden sommige monsters wel, andere niet aan de te stellen eischen. Overigens zijn dit jaar geen vervalschingen geconstateerd.

Keuringsgebied Breda:
Bij het onderzoeken van 19 monsters honing bleek in vier gevallen de reactie op de aanwezigheid van diastatische fermenten een negatief of onvoldoende resultaat op te leveren. Naar aanleiding hiervan werd eene waarschuwing uitgereikt.

Keuringsgebied Dordrecht:
Onderzocht werden 24 monsters. Twee monsters, die niet als „verhitte honing" waren aangeduid, bevatten evenwel geen diastatische fermenten.

Keuringsgebied Drenthe:
Van 15 partijen honing was één partij in gisting; deze honing werd voor bakkersdoeleinden bestemd.

Keuringsgebied Eindhoven:
Onderzocht werden 22 monsters. Bij de honing, die ten verkoop aan verbruikers voorhanden was, werden slechts enkele onbeduidende afwijkingen geconstateerd. Twee der monsters hadden een iets te hoog watergehalte. Van de twee monsters van honing, bij bakkers in gebruik, had het eene een veel te hoog watergehalte, het andere eene duidelijk positieve reactie van Fiehe. Door navraag bij den gebruiker en bij den leverancier, evenals bij een bakker die gelijktijdig dezelfde honing betrokken had, werd het zeer waarschijnlijk gemaakt, dat deze laatste (positieve reactie van Fiehe) toegeschreven moest worden aan onoordeelkundig opwarmen van den honing door den bakker zelf. En wat de honing met een te hoog watergehalte betreft, monsters, genomen bij winkeliers en grossiers van honing van dezelfde herkomst, waren deugdelijk van samenstelling.

Keuringsgebied Enschedé:
Er werden onderzocht 60 monsters honing en 6 monsters kunsthoning. In 10 der onderzochte monsters honing bleken door te sterke verhitting, diastatische fermenten afwezig te zijn, zonder dat deze honing was aangeduid als verhitte honing; bovendien hadden 2 monsters een sterk positieve reactie van Fiehe (oxymethylfurfurol aanwezig) zoodat volgens het honingbesluit deze laatste monsters als kunsthoning hadden moeten zijn aangeduid.
Aan het verkeer werden onttrokken: 4 partijen (samen 10 K.G.) waarin (na herhaalde waarschuwing aan den leverancier) de diastatische fermenten afwezig waren en 2 partijen (8 K.G.) welke als kunsthoning hadden moeten zijn aangeduid; verder werd een partij van 2½ K.G., welke in gisting verkeerde, aan het verkeer onttrokken.

(Wordt vervolgd).