EENIGE HOOFDZAKEN, WELKE DE IMKER MOET WETEN
WANNEER HIJ KUNSTZWERMEN, BROEDAFLEGGERS
ENZ. MAAKT.


Elke methode en elke behandeling van het bijenvolk moet gebaseerd zijn op een juiste kennis van 't bijenleven. Houdt men hiermede geen of onvoldoende rekening, dan wordt de normale ontwikkeling gestoord en moet de natuur de fouten, welke de imker maakt, weer herstellen. Dit gebeurt ten koste van tijd en arbeid en dikwijls ten koste van de gezondheid van 't bijenvolk. Ieder imker moet 't leven der bijen bestudeeren, want geen enkele levenswet laat zich straffeloos overtreden.

We geven hierbij eenige hoofdzaken op, welke men bij de behandeling van zwermverhindering en concentratie (het verkrijgen en behouden van sterke volken) goed in 't oog moet houden:

1. Een koningin vliegt niet terug, wanneer zij wordt verplaatst. Zij verlaat alleen haar woning bij de bevruchting en bij het zwermen.

2. Wordt het bijenvolk verplaatst, dan blijven ook de jonge bijen, de voedsters van koningin en broed, op de nieuwe plaats bij de Koningin.

3. De oudere bijen, de draag- of haalbijen, welke de omgeving kennen, vliegen naar de oude standplaats terug, wanneer deze niet al te ver is verwijderd. Wanneer de draagbijen uit 't volk zijn kan 't tijdelijk noodig zijn, dat dit volk gevoerd wordt, of althans van water wordt voorzien, tot er weer jonge bijen oud genoeg zijn en draagbijen worden. Het water is een onmisbaar bestanddeel bij de bereiding van voedersap.

4. Tot en met den 8sten dag (gerekend van 't leggen van 't eitje) wordt de koninklijke larve gevoerd; de arbeidsterlarve tot den 9 den dag en de darrelarve een dag langer. Men spreekt dan van „open broed". Daarna sluiten de larven zich in een cocon en dekselen de arbeidsters de cellen. Dan spreekt men van „gesloten" broed. Wil de imker over den toestand van een volk kunnen oordeelen en wil hij verschillende methoden juist uitvoeren, dan moet hij vooral de gedaanteverwisselingen der drie bijenwezens (koningin, werkbij en dar) in de cel goed kennen, de duur en de zichtbare verschijnselen er van.

5. De koningin blijft als nimf of pop nog 5 — 7 dagen in de gedekselde cel, de werkbij 9—10 dagen en de dar 10 dagen. Deze schommeling in tijd, vooral bij de koningin, hangt vooral af van het weer en het gewin, van het volk zelf, van de noodige en regelmatige warmte. (Voeren als 't noodig is en warm afdekken! De volken niet onderzoeken of behandelen bij ongunstig weer!)

6. Een jonge arbeidster werkt na 't verlaten van de cel ongeveer 16 dagen in de woning. Zij komt de laatste 8 dagen van genoemde periode wel eens buiten de woning, doch om te „spelen" en zich „in te vliegen". Er verloopen van 't leggen van 't eitje tot het verlaten van de cel 21 dagen. Er verloopen dus 21+16=37 dagen of ongeveer 5 weken voor zij draagbij wordt en honig en stuifmeel gaat verzamelen. (Wie b.v. dus volken zonder broedraten naar de hei brengt op 10 Augustus moet er niet op rekenen, dat hij daar nog jonge draagbijen zal krijgen, die nog van belang honig zullen halen.
Daarom is het noodig om alleen sterke volken naar de hei te zenden.

7. Bij een koningin die 15—17 dagen in de cel zit, verloopen er 8—10 dagen voor zij is bevrucht en dan duurt het nog 1—3 dagen eer zij eitjes gaat leggen, zoodat men op 24—30 dagen moet rekenen, voordat een nieuw geslacht van jonge koninginnen weer een broednest begint te vormen.

8. Het kan zijn. dat een of meer dagen geleden een zwerm is afgekomen, zonder dat de imker het heeft gemerkt, of dat de koningin door een of andere oorzaak is omgekomen. Dan kan men, om zich te overtuigen, zien of er nog eitjes in de cellen zijn en hoe ze staan. Den eersten dag staat een eitje loodrecht in de cel; den 2den dag staat het schuin; den derden dag ligt het op den bodem, waarna de jonge larve er uit komt!

9. Vooral jonge bijen trekken gaarne op open broed om dit te voeden, uit welk volk dit broed ook komt. Het broed, dat men geeft, wordt aangenomen, al hangt men het niet direct in ‘t broednest.
Wanneer men echter in een bijenvolk, dat nog niet zwermrijp is, als open broed een ingelegde moerdop hangt, dan wordt de koninklijke larve niet verpleegd.

10. Merkwaardig is het, dat door zoo'n volk, hetwelk nog niet zwermrijp is, de ingelegde moerdoppen wel worden aangenomen, de larven verzorgd en de cellen worden opgebouwd, wanneer ze door een koninginnerooster van zoo'n volk zijn gescheiden. Hierop berusten b.v. de Alexandermethode en ook andere methoden bij de nieuwere koninginneteelt.

T.C. HOOTSEN, Rhenen.