Geachte lezers!

Het zij mij allereerst vergund U de strekking van deze rubriek wat nader uiteen te mogen zetten. De bedoeling toch is, om zoover de bescheiden plaatsruimte mij dit zal toelaten, ook eens op een en ander de aandacht te vestigen van hetgeen er buiten onze vereeniging op bijenteeltgebied alzoo plaats vindt of geschreven wordt.
Nieuwe ideeën, beschouwingen en ervaringen van anderen kunnen eens overdacht worden of . . . . getoetst worden aan zelf opgedane practische ervaringen. Wat bij anderen in het centrum der belangstelling staat is ook onze volle aandacht waard of mag op zijn minst genomen, toch niet geheel onopgemerkt aan ons voorbijgaan. Velen zijn er onder ons, die zich om financiëele redenen niet op meerdere tijdschriften kunnen abonneeren, weer anderen ontbreekt den tijd tot lezen ervan.

In deze rubriek zal het daarom mijn streven zijn, om aan belangstellenden toch in korte trekken van een en ander eens mededeeling te doen. Ook zijn er, die nog niet genoeg van het nut doordrongen zijn, om naast het vereenigingsorgaan nog een ander bijentijdschrift te lezen. Wanneer het geschrevene in deze rubriek er toe moge bijdragen, dezulken van het tegendeel te mogen overtuigen, dan kan het niet anders of ook deze korte beschouwingen zullen er mede toe leiden om het imkerspeil te verhoogen.

(Uit de Leipziger Bienenzeitung van Oct.)
Naar aanleiding van uitvoerige beschouwingen aangaande de vraag „heeft een bijenvolk lucht noodig" komt Ernst D. na jarenlange nauwkeurige proefnemingen tot de overtuiging, dat een bijenvolk gedurende den winter verbazend weinig lucht verbruikt. Zonder uitwendige storingen zou een goed ingewinterd volk gedurende den winter gemakkelijk 5 maanden als het ware in een doodslaap den tijd doorbrengen. Per uur zou dan nog geen vingerhoed versche lucht noodig zijn. Bij al zijne proefnemingen bij windstil weer, verkleinde hij bij sterke volken het vlieggat tot op l c.M².
Hiervoor hing hij aan een draad een middelmatig donsveertje. Was er een voortdurende luchtverversching noodig, dan zou het donsveertje ook bij minimale verversching in beweging moeten komen, wat niet het geval bleek te zijn. Per jaar zou een bijenvolk maar een paar maal tot algeheele luchtverversching overgaan en wel bij de groote reinigingsvlucht of kort nadien, wanneer het volk met het broeden een aanvang maakt. Wordt na dezen broedinzet het weer echter langen tijd slecht en wordt voorloopig geen broed meer aangezet, dan zou later nogmaals een algeheele luchtverversching plaats vinden en aan het broeden voorafgaan.
De luchtverversching zou ten doel hebben de met ziektekiemen bezwangerde korf- of kastlucht te verdrijven voor het broeden begint. De versche instroomende lucht zou dan ook vermengd worden met mierenzuur, wat de bijen dan door haar giftangels zouden afscheiden, om de kast- of korflucht van ziektekiemen vrij te maken.
Om deze als het ware steriele lucht, die voor het welzijn van het volk zoo noodig is, niet te doen ontwijken, zou men het verkitten van spleten enz. kunnen verklaren. Ook in het midden v/d zomer tijdens drachtpauze bij groote hitte bleek het volk geen behoefte aan luchtverversching te hebben. Het z.g. „stertselen" van bijen met klappende vleugeltjes voor het vlieggat zou alleen ten doel hebben, om tijdens of na de dracht de waterdamp uit de woning te verdrijven.
Lezen wij nu b.v. „Bienen und Bienenzucht", van Prof.Dr. E. Zander, waarin ons wordt medegedeeld, dat naar verhouding een bij 80x meer zuurstof verbruikt dan een mensch en volgens Prof.Dr Zander een bij dus groote behoefte heeft aan luchtverversching, dan is de theorie hier wel met de practijk in strijd!

In den laatsten tijd brachten vele tijdschriften verslag uit van de groote imkerdagen, welke gehouden zijn door den Duitschen imkerbond (welke ± 120.000 leden telt) te Regensburg, door de Duitsch sprekende imkers te Graz en door de Apis-Club te Berlijn. Al de gehouden voordrachten van de Wanderversammlung te Graz zijn in boekvorm als „Verhandlungsschrift der 67 W.V.Z." franco te bekomen tegen den prijs van 230 R.M. bij: Wachholtz te Neumunster.
Naar ik las zou men nu een geneesmiddel tegen de mijtziekte of Wightziekte gevonden hebben bestaande uit: 2 deelen nitro-benzol, 2 deelen benzine en 1 deel safrol. In Engeland en Zwitserland zou dit middel reeds met succes zijn toegepast. Een behandeling van 10 dagen zou reeds voldoende zijn. Voor de Engelsche imkers zou dit een ware uitkomst zijn! Leerzame voordrachten zijn er op genoemde dagen weer gehouden en mooie filmen vertoond o.a. de Oostenrijksche (die nog niet geheel af is) en de Zweedsche, welke film van zeer groote propagandistische waarde moet zijn, om de bijenteelt ingang te doen vinden en het honingverbruik te bevorderen. Jammer ! dat destijds door ons geen film aan de Ver.ging op haar jubileum kon worden aangeboden. Misschien ware het dan mogelijk geweest de filmen eens tijdelijk tegen elkaar te kunnen uitwisselen, om deze op de imkerdagen en voor de afdeelingen te vertoonen en vooral voor het publiek, om de honingreclame nog intensiever door te voeren. Ook in Duitschland gaat het met den honingafzet niet naar wensch, ook al wordt het product nu in het Duitsche eenheidsglas fraaier en op meer tactvolle wijze het publiek aangeboden.
Momenteel zou de buitenlandsche invoer 5 maal zoo groot zijn als in 1900. Het is nu de afgevaardigde Kichhoffel, die de zaak der Duitsche imkers in het parlement warm voorstaat en verdedigt. Accijnsvrije suiker is reeds verkregen, de nieuwe warenwet brengt ook een groote verbetering en de bepalingen daarin omtrent den honing, doen veel aan een copie van ons honingbesluit denken. Voor hooger invoerrecht v/h buitenlandsche product wordt nu geijverd. Volgens K. was het voor den Duitschen afzet ook een groot bezwaar, dat niet voldoende groote partijen van éénzelfde kwaliteit en soort op de markt worden gebracht.

En nu tot slot staan wij nog even stil bij de nagedachtenis van Wilhelm Wankler, den grondlegger van de moderne koninginneteelt. Vreemd doet het aan, dat hoewel hij in April reeds stierf, eerst in de laatste maanden in de Duitsche tijdschriften zijn heengaan werd herdacht.

G. VELDKAMP.