De ronde korf.


Maart. De maand van de grondige inspectie. In Februari heeft men misschien al eens een kijkje genomen en hier en daar een ietsje geholpen, maar in Maart krijgen alle volken stuk voor stuk een beurt. Tevens een mooie gelegenheid om de bodemplank te reinigen of iets van de verpakking te verfrisschen. De teekening van 't mul op de bodemplank zegt al veel omtrent de voedselvoorraad. Mochten er volken bij zijn, die licht aanvoelen, dan moet er gevoerd worden. 't Is Maart. Met suikerwater 1 op 1 en goed warm zal 't al gaan.
Maar een zeer praktische handgreep is het ombotsen. Dit bestaat in het op elkaar krammen van 't te lichte volk en een vel. Dit laatste onder. Een flinke stoot en het volk valt in z'n geheel op 't werk van de onderste korf.

Behalve op de voedselvoorraad gaan we ook letten op de grootte van de volken. Te kleine volken worden vereenigd. Het volk, waarvan men de moer niet wenscht te houden, botst men in een leege korf. De moer wordt uitgevangen en voorloopig met een handvol bijen op het onderwerk gezet. Men kan in de eerstvolgende dagen eens een bevruchte moer noodig hebben. Het nu moerlooze volk vereenigt men met het andere volkje door het er onder te plaatsen. Het naar boven loopen wordt bevorderd door een paar rietjes als brug te gebruiken.
Wat betreft de toestand van de korf ten opzichte van de koningin, kunnen er zich drie gevallen voordoen.

De korf is moer-echt en baart als zoodanig geen zorg.
Het volk heeft een darrenmoer
, wat moet blijken uit de zit van de bijen. Bij een moer-echt volk is de tros mooi aaneengesloten en naar het vlieggat gericht. Bij een darrenmoer zit het volk meer aan de kanten op het grove werk, zonder een aaneengesloten geheel te vormen. Met zoo'n volk heeft de Imker in Maart geen medelijden. De zwavellap maakt er een eind aan. Dan rest het derde geval.
De korf is moerloos, wat blijkt uit de groote onrust, vooral 's avonds. Dit volk wordt gejaagd of gebotst en op boven omschreven wijze met een ander klein volk vereenigd.

Tenslotte let men bij de inspectie nog op de aanwezigheid van roer. Er is slechts één middel. Men tracht het volk aan 't vliegen te krijgen. Een warme steen onder het werk gelegd, verlokt het volk al spoedig tot de uitvlucht.
Verder is er voorloopig weinig meer te verrichten. De imker let op goede verpakking en beschutting, want de gelederen zijn gedund en er moet in de weken die volgen, sterk worden gebroed. Dus warmte en droogte is het parool.

CALLUNA.