De ronde korf.


De bedrijfwijze : Zoo, in begin Mei, zien we met genoegen de voortschrijdende ontwikkeling van het broednest en beginnen we te denken aan de eerste zwermen. Dan is het tijd een bedrijfsplan op te maken, er over te denken, hoe we dit jaar de zaak zullen aanpakken.

Voor de ronde korf is er maar één dracht, waarop alles moet worden gezet, om gewin te hebben. Dat is hier de heidedracht, een uitgesproken najaarsdracht. Voor midzomerdracht is de ronde korf dan ook ongeschikt. Hiernaar hebben we ons dus te richten. De volken moeten half Augustus klaar zijn voor den strijd. Men zou zoo oppervlakkig denken, dat er bij zoo'n late dracht wel tijd is met alles en toch schijnt dat niet het geval, want de grootimker trekt met z'n immen naar de klei, om daar van de koolzaad- en de mosterdbloei te profiteeren. Daardoor worden zijn volken sterker en vooral krijgt hij daar langer werk in de korven, wat later een groot voordeel zal blijken te zijn.
De broednestontwikkeling gaat begin Mei op de klei vlugger, later, begin Juli, als hij naar de zandgrond terugkeert op dopheide en blauwe bloem, is het juist andersom. Door zware dracht op de klei wordt 't telen dan belemmerd. Teruggekeerd, ziet de imker opnieuw een opleving.

Het voordeel van 't reizen op koolzaad bestaat dus in vroege broedaanzet, lang werk en honingvoorraad in de kop van de korf. Mislukt echter de heide, dan hebben de kleivolken geen grooter voorraad dan de volken die thuis gebleven zijn en van de linde, witte klaver en blauwe bloem hebben geprofiteerd.
De klei-imker komt niet met alle volken tegelijk van de klei terug. Begin Juli komen eerst de bromzwermen en de moervolken, die reeds een jonge bevruchte moer hebben, wat blijkt uit de zit voor in de korf dicht bij 't vlieggat. Ook komen nog mede die korven, waarvan alle dagen zwermen verwacht kunnen worden. Veertien dagen later haalt hij de moervolken, waarin zich nog een onbevruchte koningin bevond.

Gedurende het zwermen is het eenvoudigste, de bromzwermen in een leege korf, goed gespijld en van voorbouw voorzien, op te zetten. Een te kleine voorzwerm wordt na 't uitzoeken der moer, weer teruggegeven. Middenzwermen, desnoods samengevoegd om voldoende sterke volken te krijgen, worden ook opgezet of gebruikt om met andere korven af te werken.
Gesteld, 't is de vijftiende dag, nadat de bromzwerm is afgekomen. De middenzwerm is er af en nog zijn er gesloten doppen. Dus er kan nog een nazwerm komen. Dan jaagt de imker dit volk schoon uit, voegt dit bij een middenzwerm in een leege korf, snijdt zooveel mogelijk doppen en darrenraat uit en zet deze korf één nacht of anderhalve dag ondersteboven en afgedekt weg. 's Morgens stort hij het vereenigde uitgejaagde volk en middenzwerm op dit werk, waarna 't zwermen is afgeloopen en dit één van de zwaarste volken kan worden. (Lang werk).

Zoo handelende, komt de imker van b.v. 70 volken op 140 op de heide, waarbij 50 à 60 bromzwermen, 70 met lang werk en jonge moer, enkele flinke middenzwermen in een leege korf en wat nazwermpjes als moerbewaarders.
Hiermee is hij echter niet klaar, want de bromzwermen krijgen na ongeveer 30 dagen weer zwermneiging en dit zou den imker wel volken, doch geen honig geven. En hier ligt eigenlijk het zwaartepunt van de behandeling van de ronde korf, gericht op najaarsdracht. Deze bromzwermen worden omgejaagd met kleine volken met jonge bevruchte moer op lang werk. De bromzwerm vindt veel leege cellen, begint hard te werken en zwermt niet meer. De jonge moer vindt veel gesloten broed, waaruit later de vliegbijen ontstaan als de struikheide bloeit. Dit laatste volk wordt een honigvolk bij uitnemendheid.

Dit omjagen moet voor 25 Juli afgeloopen zijn zullen de volken op tijd klaar wezen. Deze bedrijfswijze is eenvoudig, zonder veel kunstjes en ingrijpen van den imker. Geen gelijkmakerij, niet laten af- en invliegen. Elk volk is in de gelegenheid natuurlijk te ontwikkelen.

Een bezwaar is echter wel aan te wijzen. De zwermperiode duurt lang. De grootimker hier, vindt dit echter geen bezwaar. Daardoor is hij in staat, alleen de geheele stal na te komen. Om vlugger en zekerder door het zwermen te geraken, wat op een moment handen vol werk geeft, is de volgende methode. Na de terugkeer van de klei is echter de behandeling weer gelijk als boven.

Als een volk melk in de doppen heeft, wordt het afgetrommeld, krijgt een leege gespijlde korf, maar dezelfde plaats. Het moervolk komt op de plaats van een ander sterk volk, 't welk buiten de stal komt. Het moervolk is dus nu een invlieger. Na 6 dagen komt 't ingevlogen moervolk ook buiten de stal en krijgt een ander afgetrommeld moervolk diens plaats. Het eerste moervolk is dus een in-af-vlieger en wordt als afvlieger zoonoodig iets gevoerd met suikerwater, zwermt niet meer, wordt later een honigvolk bij uitnemendheid.
Zoo kan men op dezelfde plaats drie afgetrommelde moervolken laten invliegen. Doet men dit met 10 volken tegelijk, dan is de zwermperiode spoedig afgeloopen. De volken, die oorspronkelijk buiten de stal kwamen, de afvliegers, worden met 14 dagen à drie weken ook zwermlustig, en worden na afgetrommeld te zijn, precies zoo behandeld als de eerste moervolken.

CALLUNA.