UIT DE OUDE DOOS




Een vriend zond mij ter inzage 1617 Vorstelijcke Warande der Dieren uit de Werken van Joost van Vondel waer in De zeden-rycke Philosophie, Poëtisch morael, en historiael, vermakelyck en treffelyck wordt voorghestelt.


De bijgaande foto is hieruit overgenomen. Opvallend is, dat het vlieggat der korven beneden is. Ik vermoed, dat in dien tijd de beer nog in ons land voorkwam. Het kwam mij voor, dat die oude teekening met bijschrift belangrijk genoeg was om in ons maandschrift te worden opgenomen. Hieruit blijkt, dat strookorven reeds in 1617 gebruikt werden. Vondel woonde in Holland, het komt mij voor, dat het waarschijnlijk is, dat Vondel de korven in Holland gezien heeft, reizen was in zijn tijd geen gewoonte. Is dit zoo, dan zou dit een aanwijzing zijn, dat er in 1617 ook eenige Bijenteelt in Holland was.

L.J. van RHIJN, Wageningen, Januari 1930.



Een verbetering van het bijschrift van bovenstaande foto (aanvulling gepubliceerd in aug. 1930)

De heer Matthes te Breukelen had de welwillendheid mij het volgende te berichten, waarvoor ik hem gaarne mijn besten dank breng:
De platen uit de vorstelijke Waranda der Dieren waren oorspronkelijk door den Vlaamschen graveur Marcus Gerarts gesneden voor den bundel, die onder den titel De Warachtige Fabelen der Dieren in 1567 te Brugge bij Pieter de Clerck verscheen en waarvan de bijschriften waren gedicht door Eduard de Dene. Vondel heeft den tekst zijner gedichten misschien ontleend aan een in 1578 verschenen verzameling bijschriften bij dezelfde prenten, getiteld Esbatement moral des animaux A Anvers chez Philippe Galle. Een vertaling daarvan gaf Vondel niet, wel volgde hij hen van verre na. De Amsterdamsche uitgever Direk Pieterz. Pers was door aankoop eigenaar geworden van de koperen platen van Gerarts en droeg aan den toen dertigjarigen Vondel op bijschriften in onzen taal er voor te leveren.
Mijn conclusie, dat uit die verzen bleek, dat bijen in 1617 ook in Holland werden gehouden, wordt daardoor absoluut onjuist. Het spijt mij wel; want ik kan maar geen aanwijzingen vinden over vroegere imkerij in Holland. De overleden archivaris van Delft gaf mij de toezegging er naar te zoeken zoodra hij beter was, helaas volgde er geen herstel. De moed iets te vinden heb ik echter nog niet opgegeven.

L.J. VAN RHIJN, Wageningen 10 Juni 1930.