Werkzaamheden in het kastbedrijf.


Nu komen wij langzamerhand in den hoog-zomer. De heetste dagen worden in den regel in de tweede helft dezer maand aangetroffen. De gemiddelde warmte van Juli is 1,3° C. hooger dan die der voorafgaande maand.
Als het weer in Juni overwegend guur en ongunstig is geweest, gebeurt het nogal eens, dat begin Juli eene verandering ten goede komt en eene reeks prachtige, warme dagen aanbreekt.

Dan zijn de bijen op haar grootste volksterkte en kunnen eene buitengewone kracht ontplooien, als de nektarbronnen beginnen te vloeien.
De grootste honingafscheiding heeft plaats, als aan de hoofddracht eene natte periode is voorafgegaan en daarop eensklaps droog, warm weer van eenigen duur volgt met eene windrichting, waarin de „O." voorkomt, welke voor eene regelmatige honingafscheiding het gunstigst is. Op zulke schoone, rustige en warme dagen met sterk gewin is het een lust in de namiddaguren de bijen gade te slaan, die van den vroegen ochtend tot zonsondergang eene buitengewone bedrijvigheid ten toon spreiden, zoodat men op eene stand van eenige beteekenis in den namiddag zeer duidelijk den honinggeur kan waarnemen. Als men 's avonds op eenigen afstand van de kasten de bijen nog kan hooren brommen, is dit een teeken, dat zij een goeden dag hebben gehad. Hoe sterker dit gebrom is, hoe ruimer de oogst is geweest.

Houdt het gewin een tijdje aan, dan wordt er prachtig in de honingkamer gebouwd en kunnen sterke volken heel wat presteeren. Om mooie uitgebouwde raathoning te kunnen oogsten, die regelmatig in de ramen zit, is de imker verplicht den bouw af en toe te controleeren. Is het gewin groot, dan moet deze contrôle vaker geschieden, want het is zeer lastig, als de bijen in de honingkamer van het eene in het andere raampje gaan bouwen. Met een mes wordt de raat recht in de ramen gebogen. Staan de kasten in de zon en is het een heete dag, dan doet men deze werkzaamheden liever in den vroegen morgen af laten avond, omdat de raat door de hitte zeer broos is en gemakkelijk kan uitscheuren.
Duurt het gewin voort en is er uitzicht, dat de nektarbronnen nog eenigen tijd zullen doorvloeien, dan kan men een tweede honingkamer onder de eerste plaatsen, als deze kamer voor ongeveer viervijfde verzegeld is. Bestaat de kans, dat het gewin niet lang meer zal duren, dan laat men de eene honingkamer liever afwerken, want anders gebeurt het, dat de bijen in de tweede kamer gaan bouwen, doch de bovenste niet afgezegeld wordt.

Op warme dagen zorgt men voor goede ventilatie, zoodat de bijen niet met groote trossen voor de kast hangen. Als dit laatste het geval is, dan dient er ruimte in de kast te worden gegeven.
Na een periode van groote hitte, kan de dracht vrij onverwacht afgeloopen zijn. De mooiste temperatuur is van 23—27° C. Af en toe een warme regenbui doet geen kwaad aan de honingafscheiding. Daardoor zal de dracht langer voortduren, dan onafgebroken felle droogte en hitte, waarbij het gewin vroeger afloopt.
In streken met gewin op korenbloem, linde en klaver valt de beste drachttijd — althans voor het midden van ons land — tusschen 20 Juni tot 25 Juli.

Als het gewin is afgeloopen, vindt men op warme dagen veel bijen op de vliegplanken, doch niet meer die bedrijvigheid als tijdens het vloeien der nektarbronnen.
Nu begint de darrenslacht en wordt de kans op rooverij ook weer grooter.
Zoodra de raampjes raathoning verzegeld zijn, worden zij uit de kast genomen. In dit geval zijn de cellen hagelwit. Laat men den raathoning langer in de kast, dan gaat de witheid der cellen verloren en nemen de wasdekseltjes eene grijzere kleur aan, omdat de bijen er geregeld over loopen.

De gemakkelijkste manier om de honingkamer af te nemen, is door middel van een uitlaat. De voordeelen zijn geen gevaar van rooverij, geen steken, geen tijdverlies en geen storing, want, als het gewin is geëindigd, kunnen de bijen in deze tijd zeer steeklustig zijn.
Veegt men de bijen met veer of borstel van de ramen, dan maakt men ze na een poosje zeer kwaad en begint het steken te regenen, zoodat men ten laatste genoodzaakt wordt handschoenen aan te trekken, waardoor het werken wordt belemmerd. Met het leggen van een uitlaat kan dit alles worden voorkomen.
Plaatst men 's avonds een uitlaat, dan is de honingkamer den volgenden morgen geheel vrij van bijen.
Men maakt eerst de honingkamer los van de koninginnerooster. Begint de honingkamer door dit losmaken aan den onderkant vrij veel te lekken, dan is het wenschelijk de uitlaat niet dadelijk onder te schuiven, doch hiermede nog een half uurtje te wachten, opdat de bijen den uitgeloopen honing kunnen oplikken, want anders loopt de honing op de plank van de uitlaat en zou een vrij groote lekkage de bijen kunnen verhinderen door de uitlaat af te marcheeren.

Oogst men slingerhoning, dan kan men verzegelde ramen direct slingeren. Ramen, die gedeeltelijk verzegeld zijn, laat men liever nog in de kast hangen. Tien dagen na afloop der dracht is deze onverzegelde honing ook rijp en kan dan eveneens worden uitgeslingerd.
De honing wordt gezeefd en in bussen of vaten bewaard, welke goed zindelijk moeten zijn en van boven gesloten. De wasdeeltjes, die achter bleven, komen bovendrijven en worden afgeschept. Als men goeden, rijpen honing heeft, zal men er geen last van hebben, dat hierop van boven een dunne laag drijft. Men roert den honing geregeld door, dan blijft hij gelijkmatig en zacht en kan na eenigen tijd desverkiezend in flacons worden afgetapt. Goede, rijpe honing maakt een knetterend geluid, als men eene hoeveelheid op een bord doet en die er met een lepel wil afscheppen.

Nu de groote zomerdracht als afgeloopen kan worden beschouwd, worden er plannen gemaakt of de gelegenheid gunstig is, de bijen tegen 10 Aug. naar de heidevelden te vervoeren.
In Juni hebben wij in onze volken jonge, bevruchte moeren ingevoerd, die zeer veel eitjes legden (oude moeren zijn intusschen meer uit de eierlage gekomen), zoodat wij in het laatste van Juli mooie ramen met broed in onze kasten aantreffen.

Wil men naar de hei reizen, dan moet dit met zeer sterke volken geschieden. Er moet begin Aug. een groote reserve broed in de kasten zitten, want nu komt de tijd, dat de volkssterkte met reuzenschreden gaat afnemen, zoodat men in 't laatst van Aug. vreemd opkijkt over de groote achteruitgang aan bijen in de kasten. Dit komt, omdat de vele bijen, die einde Juli in de kasten zaten, oude bijen zijn geworden en einde Aug. zijn afgestorven. Was de jonge moer vroeg in de eierlage, dan zal de kast op kracht zijn, als het heidegewin begint, doch, begint de moer laat te leggen, dan heeft men geen bijen, die van de heidedracht zullen profiteeren.

In het Februari-nummer hebben wij gezien, dat van ei tot vliegbij 35 dagen is. In den drukken tijd leeft eene vliegbij ca. 6 weken, dus van ei tot afgeleefde bij is 77 dagen.
Rekent men, dat de hei bloeit van 15 Aug. tot 10 Sept., dan wordt een eitje, dat op 10 Juli is gelegd op 15 Aug. vliegbij. Deze bij zal 6 weken na 15 Aug. leven. De bijen, die dus drie weken vóór 15 Aug. vliegbijen zijn geworden, maken de geheele heidedracht mee, omdat deze bijen nog ca. drie weken na 15 Aug. leven.
Uit eitjes na 1 Aug. gelegd, worden bijen geboren, die 5 Sept. vliegbijen worden en die voor ons op de hei van zoo goed als geen dienst meer zullen zijn. Wij kunnen dus zeggen, dat de eitjes gelegd tusschen 5 Juni en 1 Aug. bijen zullen voortbrengen, die de heidehoning zullen helpen binnenbrengen. Zwakke volken worden vereenigd.
Resumeerend heeft men op de hei alleen succes met sterke volken met groote reserves broed en jonge bijen, terwijl de voedselvoorraad ruim voldoende moet zijn om aan ongunstig weer geruimen tijd het hoofd te kunnen bieden.
Zij, die niet naar de hei reizen, kunnen, na afloop der dracht, de bijen van half Aug. tot begin Sept speculatief voeren, waardoor de moer geprikkeld wordt meer eitjes af te zetten, zoodat wij den herfst met vele jonge bijen ingaan. Na midden Sept. kan dan de groote najaarsvoedering beginnen.

A. OONK.