Waarnemingen op een bevruchtingsstation. (Schweizensche Bienen-Zeitüng).
Bij 50 volkjes ging de vliegrichting zuidelijk, precies evenwijdig met die van de darren. 13 kastjes hadden een rechthoekige uitvlucht naar het Westen. Terwijl bij de 13 volkjes alle moeren bevrucht werden, gelukten van de eerste 50 er slechts 40.

Spoedige kristalliseering.
Gekristalliseerde honing laat zich beter verzenden dan vloeibare. Het kristalliseeren van hoeveelheden van 100 pond geheel versch geslingerden honing kan men als volgt bevorderen. Wanneer men een kleine hoeveelheid van ongeveer 1 pond vaste honing neemt en deze hoeveelheid onder omroeren met den vloeibaren honing vermengt, begint de honing spoedig te kristalliseeren. Als men dan niet verzuimt, in de eerste 4 à 5 dagen met een kantigen stok te roeren, zonder den honing ook maar eenigszins te verwarmen, dan krijgt en houdt de gekristalliseerde honing een goede samenstelling. Men kan reeds ongeveer 8 dagen na het slingeren, den dan nog niet geheel en al gekristalliseerden honing, zonder moeite in de verzendingsvaten of glazen laten loopen.

Bijenstallen schilderen. Met een mengsel van lijnolie en carbolineum verkrijgt men een volbruine tint, die goed voldoet, bovendien een goedkoop middel.

Stuifmeelonderzoek. Men gaat nu overal en terecht reclame maken voor het eigen inlandsche honingproduct en naar ik las ook in Duitschland, om den invoer van Amerikaanschen en anderen buitenlandschen honing tegen te gaan. Waar alleen door het Stuifmeelonderzoek kan worden vastgesteld, of men met een eigen of met een vreemde honingsoort te doen heeft, trof mij bij het lezen in de „Leipziger Bienenzeitung", dat er hier en daar reeds slingermachines zijn uitgedacht, die het stuifmeel uit den honing geheel zouden verwijderen. Wanneer dit inderdaad het geval is, dan komt men bij het onderzoek naar het eigen product voor groote moeilijkheden te staan! Wat nu! ? Misschien zouden er dan bepalingen moeten worden gemaakt, dat honing die niet voor Stuifmeelonderzoek vatbaar is, als buitenlandsche honing moet worden gequalificeerd. Men zal dan echter trachten om dezen honing met het inlandsche product te vermengen.

Een zwermboom! (Leipziger Bienenzeitung).
Een imker, die ± 100 bijenvolken houdt en de eerste jaren zijn zwermen liet afkomen met al de ellende hieraan verbonden, als moeilijk of hoog zitten der zwermen enz., geeft een beschrijving van zijn „zwermboom". Nadat hij veel verschillende zwermvangers had gemaakt, zooals tijdschriften dit aangaven en de zwermen hiervan niet de minste notitie namen, deelt hij mede, dat zijn zwermboom hem in de practijk goed bevalt. In het vorige jaar zijn van 50 zwermen 95% aan een lagen pereboom (Bonne Louise) gaan hangen, waaraan 6 zwermvangers door hem waren opgehangen.
De zwermvanger is een plank van 28x28 c.M2., onder is een 22 c.M. lange paal gespijkerd en paal en plank zijn van onderen met eikenschors bespijkerd. Op den bovenkant van de plank wordt een schroefhaak aangebracht, om den zwermvanger gemakkelijk van een overhangenden tak van een boom, zooveel mogelijk in de schaduw, te kunnen ophangen. De zwermvanger wordt van te voren ingesmeerd met citroen-melissekruid of met melisse-tinctuur. Zoodra de eerste zwerm afkomt en zich aan een plaats heeft gehecht, hangt men den zwermvanger tusschen de bijen in. De eikenschors ruikt nu naar bijen en bovendien aangenaam voor de bijen naar „melisse". Zoo hangt men meerdere zwermvangers in den tuin op. In zijn 650 M2, grooten tuin met 50 vruchtboomen en honderden bessenstruiken, ingesloten door een 3 M. hooge haag, gingen zooals gezegd 95% der zwermen hangen aan de genoemde zwermvangers in de „Bonne Louise", ofschoon de zwermen andere mooie plekjes maar voor het uitzoeken hadden. Bij proefnemingen bleek hem, dat de zwermen zich met voorliefde aan de zwermvangers in de „Bonne Louise" nestelden. Zoodra de bijen rustig aan den zwermvanger zitten, wordt de zwerm een weinig met water bespoten. De zwermvanger wordt nu voorzichtig van den boom gehaakt en met één stoot in zwermkist of zwermkorf afgestooten, opgedoekt en op een koele donkere plaats bewaard en 's avonds opgezet. Is het een tezamen gevlogen zwerm, zoo wordt hij eerst den anderen avond opgezet.
(Misschien kan men den zwermvanger, wanneer men geen gelegenheid heeft hem in een zwerm te hangen, in de tweede etage b.v. van een bijenkast bewaren, zoodat hij toch naar bijen ruikt, als hij wordt opgehangen. En wat de „Bonne Louise" betreft, ieder imker voor zich weet wel waar zijn zwermen met voorliefde gaan hangen. Daar hange hij dan zijn bovengenoemde zwermvangers, om ze aldus zonder moeite te kunnen scheppen).

Kanker, jicht en bijensteken. (Leipziger Bienenzeitung).
In een artikel over de verbreiding der Kankerziekte in Duitschland heeft Dr. W. Schweisheimer te München op een zeldzame waarneming de aandacht gevestigd, welke waarneming aan het kankerinstituut te Berlijn was gedaan. Er werd daar namelijk, ofschoon men sedert jaren erop let, nooit een imker aangetroffen, die aan kanker leed. Eveneens zouden imkers niet aan jicht lijden. Misschien ontvangt het lichaam door de bijensteken zekere eigenschappen, welke het lichaam voor jicht of kanker immuun maken. Het zich in verbinding stellen met bijenteeltvereenigingen heeft nog niet tot zeker resultaat mogen leiden. De toevallige waarneming heeft voorloopig natuurlijk geen statistische bewijskracht. Voorgesteld werd deze waarneming nog eens grondig na te gaan in hoeverre men hierop kan staat maken.
Dit probleem heeft blijkbaar vele menschen tot nadenken gebracht. Het behoort tot die vragen, welke door de doctoren alleen niet zijn op te lossen. Hiervoor is noodig de medewerking der bijentelers. Misschien kan ook onze vereeniging, terwille van het goede doel, hierop hare aandacht eens vestigen.

G. VELDKAMP.