De zomer heeft ons niet gebracht, wat wij zoo gaarne wenschten en het gewin zal wel zeer wisselvallig zijn geweest. Bij ons althans bloeiden de Linden slechts korten tijd en waar andere jaren eerst omstreeks den 16en Juli een drachtpauze intreedt, werd nu het stopteeken reeds den 5en gegeven, alzoo 10 dagen minder dracht. Commentaar overbodig. Zoo het hier ging, was het ook op vele plaatsen en van verschillende kanten kwamen berichten van: „mooi weer, geen dracht".
Waar de imkers toch altijd van de hoop leven, zijn we nu weer blij, dat er in Juli heel wat regen gevallen is en de kansen voor de heide zeer gunstig zijn, al bleek mij bij een latere inspectie, dat toch veel heide het nog laat zitten. Enfin, maar door zetten en den moed nog maar niet opgegeven.

Dit jaar was de aanvoer van bijenvolken op de bijenmarkt te de Klomp en Veenendaal (± 3000) weer goed en de volken over het algemeen best. Er werden echter prijzen besteed welke den toets der kritiek niet kunnen doorstaan. Zij waren van ƒ 1.75 tot ƒ 3.75. Misschien werd hier en daar een volkje verkocht voor ƒ 4.— Hoe bij zulke prijzen het bedrijf nog loonend kan zijn is mij een raadsel, en de vraag rijst, of dergelijke markten wel in het belang van de Imkerij zijn. Als men ieder jaar weer moet ervaren, dat men feitelijk voor niets gewerkt heeft, dan moet de lust er wel zoo zoetjes aan uitgaan.
Wij hebben er wel eens ernstig over gedacht om te trachten de markten meer te moderniseeren, doch het staat nu wel vast dat op dergelijke markten met lossen bouw niets te beginnen is. Dat is een somberen toon welken wij hier laten hooren, doch het leidt tot niets de waarheid te verbloemen. Het komt ons dan ook voor, dat de zwermmarkten slechts nog historische waarde hebben, tenzij men wegen weet te vinden om er weer nieuw leven in te blazen, d.w.z. meer serieuse koopers te vinden.

Ik wil hier een paar wegen aangeven, doch ik wil geenszins beweren, dar men dan uit den brand is. Het zou echter te probeeren zijn.
Ten eerste lijkt het me toe, dat men goed zal doen vooral in Engelsche bladen te adverteeren, omdat dat land nogal een afnemer van onze korfvolken is.
In de tweede plaats en dit lijkt me nog beter, zou men goed doen om in afdeelingen, waar men naar de heide gaat, reeds vroegtijdig de gelegenheid open te stellen om een aandeelkapitaaltje bij elkaar te brengen. Stelt men de aandeelen op b.v. ƒ 1.— en laat men het te nemen aantal aandeelen.ongelimiteerd, dan zou het best mogelijk zijn per afd. eenige honderden guldens bij elkaar te brengen. Eene Commissie per Afd. koopt een aantal volken, welke men laat vetvliegen op de heide en men verkoopt later of de ruwe honing, óf de volken worden als opzetter van den hand gedaan. Op deze wijze kunnen op de markten betere prijzen worden besteed (er zijn meer koopers), terwijl bovendien de koopers kans hebben, dat zij eenigen winst maken, of anders voor een betrekkelijk geringen prijs aan een opzetter komen.
In ieder geval zou een en ander te probeeren zijn, want zooals het thans gaat kan het niet langer.

En nu zullen binnenkort weer overal tentoonstellingen worden gehouden waarvan ook de bijen deel uit maken. Als we het nu eens zoover konden sturen, dat nergens honing meer werd tentoongesteld die niet voorzien is van het Rijksmerk, dan maken we op deze manier tevens het Rijksmerk populair en we weten, dat de populairiteit het hem moet doen. Zelfs zouden wij een stapje verder willen gaan en alleen honing willen toelaten die voorzien is van het Rijksmerk. Immers tot heden was het voor de Jury steeds de vraag of wel werkelijk Nederlandsche honing ingezonden was, niettegenstaande het vraagprogramma wel degelijk aangaf, dat de ingezonden honing van Ned. herkomst moest zijn. Wie van de Juryleden kon dat beoordeelen? Door de eisch te stellen alle ingezonden honing te voorzien van R. M. maakt men het tevens de Jury gemakkelijk.

Naar wij uit goede bron vernemen loopt het met de aansluitingen goed, doch we zijn er van overtuigd, dat het R. M. alleen dan waarde heeft, indien het publiek het overal op de flacons ziet aangebracht.
Wacht derhalve geen minuut langer met U aan te sluiten en helpt daardoor mede het Rijksmerk populair te maken. Ge hebt een voorsprong, indien ge kunt zeggen, mijn bedrijf en mijn honing staan onder voortdurende contrôle van het Rijk en het Nederlandsche publiek heeft vertrouwen in Rijkscontrôle, omdat die serieus wordt uitgeoefend.
En vooral niet zóó gaan rekenen: als ik een merk van 1 ct. op een pond honing ga plakken, dan krijg ik voor mijn honing 1 ct. p. p. minder. Het gaat niet in de eerste plaats om den prijs, doch in hoofdzaak om een vlotter afzet van het product. Als er veel vraag is naar Nederlandschen honing dan zal vanzelf de prijs wel beter worden. Eerst dus zorgen voor afzet, de rest komt van zelf later. Wie zich niet aansluit en later nog jammert dat hij met zijn honing blijit zitten, moest voor straf geheel met rijksmerken beplakt worden, vormende alzoo een levende reclame en tevens een afschrikwekkend voorbeeld voor hen, die zich nog niet van het Rijksmerk bedienden.
Ik heb gezegd.

JOH.A. JOUSTRA.