HONING-CONTROLE IN ZWITSERLAND.


Evenals ten onzent wordt ook in Zwitserland de honingafzet gedrukt door den vooral in de laatste jaren sterk toegenomen invoer van buitenlandschen bepaaldelijk Amerikaanschen honing. Daarom zal het zeker ook onze leden interesseeren te vernemen, op welke wijze men daar, en met succes, getracht heeft het eigen gewonnen product te beschermen. De heer G. Helfenstein te Lempach schreef hierover een artikel in de Leipziger Bienen-Zeitung (Mai-abl) waaraan ik een en ander ontleen.

Hij deelt allereerst mede, dat in 1928 voor niet minder dan (in Nederlandsche muntwaarde) voor ± ƒ 440.000 honing werd ingevoerd, dus voor bijna een half millioen gulden en dat in 1929 de invoer nog toenam met een bedrag van rond ƒ 140.000. Met recht stelt hij, naar ik meen, dat de beste wijze van zich hiertegen te verweren is op meer uitgebreide schaal reclame te maken voor goeden Zwitserschen honing en dat de beste reclame is de honingcontrôle waardoor het publiek een waarborg heeft dat het deugdelijken inlandschen honing ontvangt.
Een begin werd reeds gemaakt in 1891. Toen werden nog slechts 21 monsters onderzocht. Geleidelijk nam dit toe. In 1897 werd een algemeene honingcontrôle in het leven geroepen met officiëele lijsten van deelnemers. Steeds verder is dit uitgebreid en verbeterd met het gevolg dat de Zwitsersche honing al meer is bekend geworden als te zijn van zeer goede kwaliteit. Hierbij is men gesteund door een besluit van den Bondsraad in 1909 soortgelijk als het Honingbesluit bij ons, waarbij bepaald werd, dat honing, die niet aan de vereischten voldoet, omdat hij te veel water bevat of gegist is of door det voeren met suiker werd gewonnen, niet als honing in den handel mag worden gebracht,

Terwijl wij slechts één centraal honingcontrôlestation hebben is de honingcontrôle in Zwitserland gelokaliseerd. Iedere sectie of lokale vereeniging, waarvan er 130 in Zwitserland zijn, terwijl de centrale organisatie ruim 17000 telt, moet voor contrôle zorgen, indien ook maar één lid zich vóór een bepaalden termijn (1 Juli of 1 September) aanmeldt. De aanvrager mag alleen zelf gewonnen honing voor de contrôle aanbieden en mag ook alleen gecontroleerden honing koopen en verkoopen. Ook mag hij zijn bijen niet opvoeren of overwinteren met opgezette honingbakken, terwijl ook van contrôle zijn uitgesloten zij op wier standen besmettelijke bijenziekte voorkomt.

De contrôle geschiedt allereerst door controleurs. Deze zijn er in vrij groot aantal. In de twee laatste jaren werden niet minder dan 87 aangesteld. Aan den controleur moet de geheele oogst worden opgegeven. Ook wordt nagegaan of de stand aan voorschriften van zindelijkheid enz. voldoet. Uit den aanwezigen voorraad neemt de controleur twee monsters in twee glazen mee. Deze monsters worden door het bestuur der sectie aan een jury gegeven, nadat zij van een nummer zijn voorzien, maar terwijl de naam van den imker onbekend blijft. De jury onderzoekt naar kleur, dichtheid, zuiverheid en smaak. Alleen als de smaak niet aan de vereischten voldoet wordt het monster doorgezonden naar het centrale station tot nader onderzoek. Ten opzichte van de andere vereischten kan de jury een eindbeslissing nemen, hoewel het contrôlestation ten allen tijde inzage van de rapporten der jury kan hebben.
Zij van wie de honing goedgekeurd wordt verkrijgen het recht het etiket Zwitsersche honing en het diploma van Zwitserschen honing te gebruiken en mogen hun geheelen oogst bij de Zwitsersche honingcontrôle ten verkoop opgeven. Deze contrôle heeft reeds in het eerste jaar 1918 30.000 K.G. omgezet hoewel ook zij lijdt onder het aanbieden van imkers tegen lagere prijzen.

Zij die zich niet aan de voorschriften houden of met de etiketten misbruik plegen worden op een „zwarte lijst" geplaatst en van de contrôle uitgesloten. Dit gebeurde in 1929 met drie imkers die ongecontroleerden honing kochten en zelfs buitenlandschen als gecontroleerden Zwitserschen honing in den handel brachten.
Vraagt men nog of deze instelling gebleken is te voldoen, dan geven de cijfers een welsprekend en ondubbelzinnig antwoord. Terwijl toch in 1927 het gewicht van den gecontroleerden honing bedroeg 198.630 K.G. of rond 200.000 was dit in 1929 niet minder dan 754.664 of rond ruim 750.000. Deze getallen zeggen dus genoeg.

Wanneer wij nu tenslotte vergelijken wat wij hebben met hetgeen daar geschiedt, dan mogen wij nog een flinke algemeene honigcontrôle missen, maar staat hier tegenover dat wij een rijkshonigmerk bezitten gesanctionneerd door een Koninklijk Besluit en een centraal honingstation. Wij behoeven daarom geen „zwarte lijst" aan te leggen om het merk te beschermen en zijn veel beter gewaarborgd tegen mogelijk misbruik. Aan onzen 8000 imkers staat het nu te toonen, dat zij evenzeer het groot belang van deugdelijke contrôle en officieel merk gewaarborgden inlandschen honing begrijpen als hun Zwitsersche vakgenooten. Is hieraan twijfel mogelijk? Het zou inderdaad een door niets te vergoeden misslag zijn. Maar ik ben er zeker van, dat deze zich niet zal voordoen.

A. VAN DER FLIER.