EEN STAND UIT HET HOOGGEBERGTE.



In die Deutsche Bienen van Juni was opgenomen een foto van Peter Zirknister te Ehrwald in Tyrol. De foto was niet scherp genoeg om over te worden genomen; op mijn verzoek kreeg ik een betere van Herrn Zirknitzer, waarvoor ik hier gaarne dank zeg. De berg Herman waar de stand staat is 2000 M. hoog, op de foto is de kale top met sneeuw bedekt goed te zien. De stand staat 1000 M. hoog en bevat 144 standaard kasten van Gerstung. Het klimaat is 's winters bar koud, de voorjaarsdracht begint in Maart, de hoofddracht is in Juli en duurt bij gunstig weer tot in Sept. dan komt er spoedig sneeuw en vorst. De Alpenroos en de rijke flora op de berghellingen geven veel en zeer gezochte honing.

Zirknitzer begon in 20 Juni 1922 daar te imkeren en had bij de inwintering in 1923 daarvan 29 volken, de zwermen gaven weer een zwerm af, de volken zelf zwermden twee tot driemaal, toch won hij dat jaar nog 100 K.G. honing. Ik had het voorrecht eens een voetreis in Tyrol te maken in Juni, zag daar de Alpenroos bloeien en versierde, volgens de daar bestaande gewoonte, bij het dalen mijn hoed met een takje van deze bloemen, de plant komt o.a. voor in het Arboretum van Wageningen. Ik voeg hierbij twee waarnemingen van 1930:


In ons Maandschrift komt nu en dan een vraag voor, hoe kan ik de mieren verdrijven? Welnu ook ik had in een vrijstaande kast last van deze insecten en wel van de kleine zwarte mier, die telkens terugkwamen. Ik heb toen de carbollap een nacht op de stroomat laten liggen en den rand, waarop het deksel rust, met een lap, gedrenkt in een carbol oplossing, ingewreven daardoor zijn zij verdwenen.


De roode kastanje Aesculles carnea werd op 30 Mei, de jonge vruchtjes waren reeds te zien, nog door vele bijen bezocht. De bijen gingen niet in de bloemen, maar liepen buiten om de bloemkroon heen, zochten het laagste punt der kelk op en brachten daar haar tong naar binnen om het restant nectar op te zuigen.
Het was mij nimmer opgevallen, nu zag ik het enkele achtereen volgende dagen en steeds waren vele bijen hiermede bezig.

L.J. VAN RHIJN, Juni 1930.