BEROEPS-(VAK) EN AMATEUR-IJMKER.


De drang om eens te schrijven over deze beide groepen van ijmkers vindt niet zijn oorzaak in een tegenstelling van den amateur-ijmker tegenover den beroeps- of vak-ijmker, maar wel van den beroeps-ijmker tegenover den amateur-ijmker.

Onlangs gekozen tot voorzitter van Ring 8 en als zoodanig in de gelegenheid om het archief van b.g. Ring eens door te bladeren, vond ik daar een schrijven waarin de tegenstelling van den vak-ijmker tegen den amateur-ijmker nog al heel sterk tot uiting kwam. Er werd zelfs geschreven van een overheersching van het platte land door de stad.
Voor het zoo scherp stellen van de zaak was en is geen enkele reden, stad en land zijn op elkander aangewezen.
Nu kan men zoo'n enkele uiting niet beschouwen als de meening van het geheele platteland. Maar toch is het een vingerwijzing voor allen die verantwoordelijkheid dragen in onze algemeene Vereeniging. Voor hen zal het werkelijke belang van alle bijenhouders in Nederland richting moeten geven, met terzijdestelling van persoonlijke gevoeligheden. Als iedere functionnaris dit standpunt inneemt dan is een tegenstelling tusschen groepen van leden in onze Vereeniging buitengesloten.

Hiermede rijst bij mij de vraag: „Waar kan men spreken van een beroeps-ijmker, waar van amateur-ijmker?"
Een beroep behoort een bestaan op te leveren voor hem of haar die het uitoefent. Het uitsluitend houden van bijen in ons land, met haar wisselvallig klimaat en kleinbedrijf, kan voor geen enkele ijmker een volledig bestaan opleveren. De erkenning dat het houden van bijen een vermeerdering van inkomsten, uit een ander beroep, kan beteekenen, wil ik gaarne geven.
Waar echter het inkomen, uit ander beroep of bedrijf, de ijmker moet indeelen bij beroeps- of amateur-ijmker, vermag ik niet aan te geven. Ook is het moeilijk te zeggen waar de bekwaamheid aanduidt of men zal behooren tot de beroeps- of de amateurs-ijmkers.

Hiermede hoop ik duidelijk te hebben gemaakt, dat de scheidingslijn beroeps-/amateursijmker niet duidelijk is te trekken. Daarom zal het in 't belang zijn van alle bijenhouders deze tegenstelling te laten varen.
Het spreekt van zelf, dat zij die mede op de opbrengst van hun bijenstal zijn aangewezen om zich een eenigszins redelijk inkomen te verschaffen en de volle druk van de strijd om het bestaan voelen, zich niet plaatsen in de groep van de amateur-ijmkers, zelfs veelal in den amateur-ijmker hun concurrent zien.
Die concurrentievrees is onjuist! Naar mijne meening is hieruit de schijnbare tegenstelling tevoorschijn gekomen.
De weinig loonende bedrijfsuitkomsten van de ijmkers vindt m.i. zijn oorzaak in een tekort aan organisatie van den verkoop van honing en was. Het is van het allergrootste belang voor alle ijmkers, vooral voor hen die zich onder de beroeps-ijmkers rekenen, dat zij daarvan overtuigd zijn. Aan de organisatie van den verkoop van het product zal veel meer aandacht moeten worden geschonken. Met reclame alleen komt het er niet! Verschillende pogingen om organisatie te brengen in den verkoop zijn al ondernomen, maar grootendeels mislukt door gebrek aan initiatief en te geringe medewerking en stuwkracht van belanghebbenden, de ijmkers.

Voor het verkrijgen van gegevens over honingproductie, honingomzet aan den groothandel, den winkelier, den verbruiker, gemaakte prijzen enz. zullen de leden wonende binnen de grenzen van Ring 8, een vragenlijst worden toegezonden, naar ik verwacht, en vertrouw, dat dan ieder lid, de ontvangen lijst zal willen invullen zonder eenige terughoudendheid.
Wanneer men medewerking verleent, om een e.v. onderzoek als boven te doen slagen, dan krijgen wij waardevolle gegevens. Deze gegevens kunnen ons richting geven bij het bepalen van den weg welke wij hebben in te slaan.

Door invoering van het Rijks-honigmerk zal het „Nederlandsch Honigcontrôlestation" mettertijd wel cijfers kunnen publiceeren, welke voor de ijmkers van beteekenis zullen zijn, maar laten wij vooral zelf de handen aan den ploeg slaan!
Als amateur-ijmker heb ik den arbeid en de opoffering welke van den ijmker worden verlangd, alvorens hij honing en was in den handel kan brengen, leeren kennen. Dit heeft mij gebracht tot meerdere waardeering van zijn arbeid welke naar behooren moet worden beloond.
Veelal is men geneigd anderer arbeid te onderschatten tot . . . . men zelf de onderschatte arbeid gaat verrichten, ook al doet men dit voor zijn liefhebberij.

Laat de beroeps- en amateur-ijmkers in onderlinge waardeering en vertrouwen samenwerken, elkaar aanvullende waar noodig en een vruchtbare samenwerking zal de meest bevooroordeelde ervan overtuigen, dat zeker onder bijenhouders geen tegenstelling tusschen stad en land hoeft te bestaan.

L. ZEEMAN.