1930


Wie in 't voorjaar of Augustus zijn volken moet voeren, of dit speculatief wil doen, daarbij geen last heeft van buurmans bijen, kan ik aanbevelen om zulks buiten te doen.
Geef zooveel in een bakje of schotel als ge denkt dat alle volken noodig hebben. B.v. zal ieder volk een kwart liter hebben en ge hebt twee volken, geef dan een halve liter e. z. v.
Het genot om te zien hoe vlug of ze er bij zijn om hun portie te halen is alleen de moeite waard. Ze kennen precies hun tijd evenals de koeien hun melktijd. Ja, ze komen je al tegemoet vliegen om de baas aan den voertijd te herinneren. Als kleine kobolten tuimelen ze op de voerplaats, zonder dat er wat staat, op, over en door elkaar en zingen een hymne op den imker en is dit voor mij steeds de mooiste morgenwijding.

Een leuk voorval kan ik hiervan vermelden. In de voerbak, 2 liter inhoud, ligt een houten drijvertje. Dit ging goed. Geen enkele drenkeling. Tot op een goeden morgen ik bemerkte, dat een groote klomp bijen zich met het suikerwater hadden besmeurd. Gebeurt dit bij een van jullie ook, maak u daarover maar niet al te bevreesd, want ze likken zich elkaar wel weer schoon, maar het is toch geen prettig gezicht.

Om dit den volgenden dag te voorkomen haalde ik bij mijn buurman, de timmerman, een portie zaagmeel en vulde hiermee het bakje. Als steeds waren ze er als de kippen bij. Nu moet U weten dat het voerklokje altijd 's morgens om 7 uur was.
Om negen uur kreeg ik een boodschap van een slager bij mij in de buurt, ongeveer 100 Meter hemelsbreed van mij verwijderd, of ik even wilde komen want zijn winkel zat vol bijen.
Wat heb ik nu aan de hand, dacht ik! Houden mijn bijtjes zooveel van hun baasje en willen zij hun dankbaarheid toonen door niet alleen te zorgen voor mijn ontbijt met honig, maar ook voor de middagpot, door voor het vleesch te zorgen? Ga je gang maar! Toen ik het mijn huisgodje vertelde, zette ze de pot al klaar voor de soep. Het zou echter anders uitkomen. Ik naar mijn buurman toe om de situatie op te nemen. En jawel hoor! de winkel vol met bijen. En de mijne nog wel, te herkennen aan hun donkere kleur, veroorzaakt door het besmeuren in het voerbakje met suiker.
Op mijn vraag aan den slager of er zich ook zoetigheid in den winkel bevond, of dat een der klanten soms een potje met jam of andere zoetigheid had laten vallen, werd ontkennend geantwoord.
„Der Michel kratzte sich hinter den ohren" en pijnigde zijn oude Imker-hersens, om de oorzaak te doorgronden. Toen ik de winkel goed rondkeek ging mij een licht op en vond de oorzaak.
Nu moet u weten dat de slager de vloer in zijn winkel 's morgens, voor en aleer hij zijn zaak opent, met zaagmeel bestrooit. Ik zag enkele bijen over de vloer schooieren op zoek naar suikerwater. De groote massa der bijen zaten tegen de ruiten, opgejaagd als ze werden door het in- en uitloopende publiek.
Op mijn vraag aan den slager wanneer of hij de eerste bijen in zijn winkel had waargenomen was dit direct na het openen der zaak, om acht uur 's morgens, en toen hij het zaagmeel had uitgestrooid. Dus om zeven uur waren de bijen gedresseerd op zaagmeel, wat een sterke harsachtige reuk heeft, en gingen, toen het bakje leeg was, op zoek naar meer. Bij de slager vonden ze dezelfde geur terug in het zaagmeel en dachten het gevonden te hebben.
Nu was het mijn beurt om tegen mijne „kwajongens" een lange neus te maken. Ze waren netjes gefopt!
Ik moest echter de proef op de som hebben en voorzag het bakje een paar morgens niet met zaagmeel. Er kwam ook geen boodschap van den slager.
Den derden morgen werd het bakje weer met zaagmeel gevuld en ik om acht uur op den uitkijk bij de slager. En jawel hoor! Ze zwierven al om de deur en vroegen al, eerder dan de klanten, om toegelaten te worden. Slagertje was niet al te best op me te spreken en dreigde met politie, justitie en weet ik al niet meer.
Ik zeg tegen slagertje, geduld maar mannetje, dat gaat vanzelf weer over ze blijven vast en zeker bij je weg. En wees nu maar kalmpjes en zoet, want ze weten beter dan je klanten, Hollandsch van Buitenlandsch vleesch te onderscheiden. Voor een paar dagen zijn ze hier geweest om te zien of ge Hollandsch vleesch in den winkel had en zijn onverrichter zake teruggekomen om het nog eens te probeeren, maar nu ze weer niets gevonden hebben kunt ge er van verzekerd zijn dat ze zich de derde keer niet weer laten beetnemen.
Mijn voorspelling is uitgekomen. Ik gebruikte geen zaagmeel meer en de slager bleef verschoond van bijenklandizie.
Wat de slager voordien nooit deed: wanneer ik thans voorbij zijn winkel ga dan groet hij heel erg beleefd. Zou de man zijn geweten knagen?

Een andere ervaring koste mij een serie mooie koninginnecellen.
Volgens de regelen der kunst had ik de bevruchtingskastjes voorzien van bijen en suikerdeeg. De cellen waren evenals vroeger, stevig aan de latjes vastgemaakt. Zooals gewoonlijk worden de kastjes alsdan drie dagen in donker arrest gesteld, op een koele plaats. Den eersten dag na de bezetting controleer ik de kastjes dan, wat men door het gaas op den bodem zoo mooi kan, doordat men het kastje in de hoogte houdt, en moest tot mijn groote verbazing bemerken, dat in geen enkel kastje de bijen in een tros om de cel zitten; Michel kratzte sich wieder hinter den ohren en vroeg zichzelf weer af, wat of hiervan de oorzaak kon zijn.
De geheele serie mislukte. Toen ik weer een andere serie had aangelegd en de cellen weer rijp waren om te verdeelen, ging „der Michel" een licht op.
Bij het behandelen der volken gebruik ik nooit een berooker maar altijd de carbollap, wat me best bevalt. Ik stond klaar om deze weer te gebruiken bij het volk wat de rijpe cellen had bebroed. Ezel, wat begin je, zeg ik tegen me zelf. Vroeger ging je altijd heen, voor en aleer ge met je handen aan de koninginnecellen kwam, deze eerst pijnlijk zuiver te reinigen, evenals de chirurg voor een operatie, en nu wil je dit weer verknoeien met je carbollucht. Vooruit! eerst naar de keuken, je handen goed gewasschen, met reuklooze zeep nog wel, eer je aan de cellen komt. En jawel hoor! ik deed het en de serie lukte volkomen. Leere wie leeren wil!

We willen 1930 niet afsluiten alvorens een woord van dank te brengen aan Dr. Minderhoud voor zijne bemoeiingen, dat wij imkers, in de gedenatureerde suiker, van dat geknoei met kalmoes af zijn.
Aan zulke mannen „van de daad" hebben wij behoefte.
Nu nog betere prijzen voor den honing en hier in Nederland hebben wij den „Imkershemel". (Niet lachen!)

S. FRANKENHUIS, Rijswijk (Z.H.).